Artikelen
11 artikelen uit het clubblad van September 1999
Terug naar overzicht | |
Bewaren van hop |
tww september 1999 |
Bewaren van HopHop is een bijzondere plant. Voor zover kan worden nagegaan wordt hop uitsluitend gebruikt voor het maken van bier. Voor de brouwer zitten er drie ingrediënten in hop welke relevant zijn: alfa- en bètazuren en aromatische oliën. HopoogstHop wordt eenmaal per jaar geoogst, meestal in midden augustus/begin september. De hop wordt gedroogd en verwerkt tot of wel geperste balen, 5 kg ‘stenen’, 14 grs. ‘plugs’ of tot gemalen pellets. Voor de amateur-brouwer wordt de hop ook wel in andere vormen aangeboden. De hop wordt vervolgens in grote pakhuizen bewaard bij -3 tot -20°C en blijven daar totdat de afnemer (brouwerijen) de hop afneemt. Het alfazuurpercentage wordt aan het begin van de opslagtijd bepaald door de producent. HopvervalOp het moment van oogsten begint het verval van zowel de alfazuren als van de oliën. De snelheid waarbij dat gaat is zeer afhankelijk van de hopsoort en de omstandigheden waaronder de hop bewaard wordt. Voornamelijk de temperatuur en de aanwezigheid van zuurstof hebben een zeer grote invloed op de snelheid van afbraak. Onderzoek heeft aangetoond dat de snelheid van afbraak halveert bij een afname van elke 15°C. HopopslagUit het voorgaande moge duidelijk zijn dat het zeer belangrijk is hoe hop wordt bewaard. Om hop zo lang mogelijk optimaal vers te houden dient deze zo koud mogelijk (b.v. in de vrieskist) bewaard te worden in het donker en onder afsluiting van lucht. Gecompresseerde hop (b. v. in plugs of pellets) verdient de voorkeur omdat hierdoor de oppervlakte waaraan hop aan zuurstof is blootgesteld zo klein mogelijk is. Ook het verpakkingsmateriaal AlfazuurverliesEen verlies tot 50% zuur wordt nog niet beschouwd als ‘bedorven’. Maar om met een reeds geopend pak hop na enige tijd toch nog hetzelfde bier te maken is het van belang om te weten of hoe goed de hop nog is. Dit geldt vooral voor de brouwer die zijn bier een bepaalde bitterheid wil meegeven, dan is het van belang te weten hoeveel alfazuur er nog over is. Zoals hierboven beschreven hangt er veel vanaf hoe de hop bewaard was maar ook van het type hop. Sommige hopsoorten zijn namelijk gevoeliger voor afbraak door zuurstof en licht dan andere soorten. Voor beide factoren (type en omstandigheden) zijn ingewikkelde formules ontwikkeld. Het gaat in dit artikel te ver om hierover uit te weiden (indien iemand geïnteresseerd is kan hij /zij contact met me opnemen). Maar een aantal indicaties kunnen wel gegeven worden hoeveel alfazuur verloren is gegaan. ConclusieDe hopsoort, opslagtemperatuur en lucht zijn de meest bepalende factoren om hop goed te houden. Voor de amateur-brouwer is temperatuur het gemakkelijkst te beheersen. Jos Verlaak. |
|
Terug naar overzicht |
Alles over hop |
tww september 1999 |
Door: Theo van de Voorde | |
Alles over Hop(Wel, niet helemaal alles, maar toch meer dan dat het gemiddelde ’t Wort Wat!-lid weet over dit onderwerp.) Hallo brouwers, Admiral (Engeland)Alfazuur: 11,5–14,5 % Bramling Cross (Engeland)Alfazuur: 5,0–7,0 % Brewer’s Gold (Duitsland, Amerika, Engeland)Alfazuur: 5,5–8,5 % Bullion (Amerika, Engeland)Alfazuur: 6,5–9,0 % Cascade (Amerika)Alfazuur: 4,5–7,5 % Centennial (Amerika)Alfazuur: 9,5–11,5 % Challenger (Engeland)Alfazuur: 6,5–8,5 % Chinook (Amerika)Alfazuur: 12,0–14,0 % Cluster (Amerika)Alfazuur: 5.5–8.5% Columbus (Amerika)Alfazuur: l4,0–16,0 % Crystal (Amerika)Alfazuur: 2,0–4,5 % East Kent Goldings (Engeland)Alfazuur: 4,5–6,5 % First Gold (Engeland)Alfazuur: 7,0–8,5 % Fuggle (Amerika)Alfazuur: 4,0–5,5 % Fuggles (Engeland)Alfazuur: 3,5–5,5 % Galena (USA)Alfazuur: 12,0–14,0 % Hallertau (Amerika)Alfazuur: 2,0–4,5 % Hallertau Hersbrucker (Duitsland)Alfazuur: 3,0–5,5 % Hallertau Magnum (Duitsland)Alfazuur: 10,5–14,0 % Hallertau Northern Brewer (Duitsland)Alfazuur: 7,0–10,0 % Hallertau Perle (Duitsland)Alfazuur: 5,0–7,0 % Hallertau Spalt Select (Duitsland)Alfazuur: 4,0–6,0 % Hallertau Spalt Spalter (Duitsland)Alfazuur: 4,0–5,5 % Hallertau Tradition (Duitsland)(deze hop is tijdelijk verkrijgbaar bij de Inkoopcommissie) Kent Goldings (Amerika)Alfazuur: 4,0–5,0 % Liberty (Amerika)Alfazuur: 3,0–6,0 % Lublin (Polen)Alfazuur: 3,0–4,5 % Mt. Hood (Amerika)Alfazuur: 4,0–8,0 % Northdown (Ierland, Engeland)Alfazuur: 7,2–9,0 % Northern Brewer (Amerika, Duitsland, Engeland)Alfazuur: 8,0–10,0 % Nugget (Amerika)Alfazuur: 12,0–14,0 % Phoenix (Engeland)Alfazuur: 8,5–11,5 % Perle (Amerika, Duitsland)Alfazuur: 7,0–9,5 % Pride of Ringwood (Australië)Alpha acid: 7,0–10 % Progress (Engeland)Alfazuur: 5,0–7,5 % Saaz (Tsjechië, Amerika)Alfazuur: 3,0–4,5 % Styrian Golding (Slovenië)Alfazuur: 4,0–6,0 % Target (Engeland)Alfazuur: 10,5–12,5 % Tettnang (Amerika)Alfazuur: 3,0–5,0 % Tettnang Tettnanger (Duitsland)Alfazuur: 3.0–5.0 % Ultra (Amerika)Alfazuur: 3,0–6,0 % Whitbread Goldings (Engeland)Alfazuur: 5,5–7,5 % Willamette (Amerika)Alfazuur: 4,5–7,0 % Yeoman (Engeland)Alfazuur: 8,0–12,0 %
|
|
Terug naar overzicht |
De Hop Shop |
tww september 1999 | |||||||||||||||||||||||
Door: Theo van de Voorde | ||||||||||||||||||||||||
De Hop Shop
Nog niet zo lang geleden waren beslissingen over het gebruik van hop eenvoudig: welke soorten, hoeveel gram, en wanneer ze toe te voegen. Naarmate de brouwerijen groter werden en de concurrentie toenam, speelde de constantheid van het product en de prijsstelling ervan een grote rol in hun voortbestaan. Brouwers gingen vragen om betere hopproducten: zowel wat betreft de prijs als de kwaliteit, wat de aanleiding was tot het ontwikkelen van de vele hopproducten die we heden ten dage kennen. In de jaren voor 1940 was in Noord Amerika de enige beschikbare vorm waarin hop verkrijgbaar was de standaard Amerikaanse baal, verpakt in jute met een gewicht van ruim 90 kilo. Heden te dage zijn er meer dan 25 verschillende van hop afgeleide produkten verkrijgbaar, waaronder de verschillende soorten pellets en extracten. De belangrijkste produkten zijn: in balen verpakte hop, pluggen, pellets (de normale: type 90 of de geconcentreerde: type 45 of de gemodificeerde pellets), extracten (niet geïsomeriseerd, geïsomeriseerd, beperkt geïsomeriseerd, verminderd rho-iso-alphazuur, verminderd tetrahydro-iso-alphazuur) en hopoliën. Hop in balen De grootste brouwerijen in de wereld maar ook veel kleinere brouwers gebruiken nog steeds de standaard baal. Brouwers zijn vaak de mening toegedaan dat het overschakelen van hopbellen naar hopprodukten, een onacceptabele smaakverandering teweegbrengt; dat hopbellen meer natuurlijk en traditioneel zijn en dat de voordelen ervan opwegen tegen de nadelen. Enige van de nadelen van de bellen uit een baal zijn:
Hop pluggen Hoppluggen worden in de Verenigde Staten hoofdzakelijk door thuisbrouwers gebruikt. In Nederland en België zijn hoppluggen nauwelijks bekend. In het Verenigd Koninkrijk worden hoppluggen gebruikt voor het drooghoppen van vaten (cask-conditioned) bier. Pluggen worden gemaakt door hopbellen samen te persen tot cilindertjes met een diameter van 4 cm, een dikte van 2 cm. en een gewicht van ongeveer 14 gram. Ze worden bijna nooit gebruikt door microbrouwerijen of grotere commerciële brouwerijen en vormen slechts een klein deel van de totale hophoeveelheid die door thuisbrouwers wordt gebruikt. Gemak is de voornaamste reden om pluggen te gebruiken. Hop pellets Het verwerken van hop tot extracten heeft in werkelijkheid eerder plaats gevonden dan het verwerken van hop tot pellets, maar pellets zullen eerst besproken worden omdat het fabricageproces ervan, technisch gezien, minder veranderingen toebrengt aan de hopbellen. Het gebruik op grote schaal van extracten dateert van ongeveer 1960, terwijl pellets pas ongeveer 10 jaar later algemeen werden. Normale pellets (type 90) In zijn eenvoudigste vorm bestaat het pelletiseren van hop uit het openbreken van de balen, het scheiden van kleine ongerechtigheden zoals bladeren, takjes en steentjes, het vermalen in een hamermolen, en het voeren van het poeder door een pelletmolen. De pellets worden onder vacuüm of in een inert gas verpakt. Geconcentreerde pellets (type 45) Het originele concept van het type 45 pellet was het verrijken van de hop door het verwijderen van het vezelachtige gedeelte (inwendige steeltje) van de hopbel waardoor pellets ontstaan met tweemaal zoveel alphazuur en de helft van het oorspronkelijke gewicht. Gemodificeerde pellets Twee types van gemodificeerde pellets zijn er op de markt: de gestabiliseerde en de geïsomeriseerde. Om gestabiliseerde pellets te maken wordt het hoppoeder vermengd met 2 tot 3 procent magnesiumoxide. Het mengsel wordt vervolgens gepelletiseerd en onder vacuüm verpakt. Door deze procedure worden de alphazuren geconverteerd tot hun magnesiumzouten, die veel makkelijker isomeriseren dan de alphazuren zelf, waardoor ze een hoger nuttig rendement leveren dan de gewone pellets. Hoewel sommige brouwerijen gestabiliseerde pellets gebruiken, worden ze veruit het meest gebruikt om er geïsomeriseerde pellets van te maken. Om dit te doen worden de verpakte gestabiliseerde pellets voor een periode van 7 tot 14 dagen opgeslagen in verwarmde kamers met een temperatuur van 50 graden C. waardoor 90 tot 95 % van de alphazuren worden omgezet in iso-alphazuren. Geïsomeriseerde pellets worden beschouwd als een van de meeste economische vormen om het bier zijn bittere smaak te geven, met rendementspercentages van 55 tot 60 % of zelfs nog meer. Ze hebben uitstekende bewaarmogelijkheden zonder de noodzaak om gekoeld te worden teneinde de bitterheid te bewaren. Toch is een koele opslag noodzakelijk om de aroma’s te behouden. Geïsomeriseerde pellets kunnen op elk moment tijdens het koken toegevoegd worden en toch een voldoende bitterheid garanderen. De belangrijkste voordelen van type 90 en type 45 pellets ten opzichte van losse hopbellen zijn:
Hop extracten De productie van hopextracten in de Verenigde Staten begon vroeg in de zestiger jaren. Als oplosmiddelen werden hexaan en kooldioxyde gebruikt. In Europa werd ook ethylalcohol toegepast. Al deze oplosmiddelen leveren acceptabele produkten om mee te brouwen, desondanks is, omdat de brouwindustrie erg gevoelig is voor het toepassen van chemische processen, de aandacht meer op ethylalcohol en kooldioxyde komen te liggen. Kooldioxyde wordt op twee manieren, welke technisch gezien bekend staan als sub-kritische en super-kritisch, als oplosmiddel gebruikt. Brouwers zijn goed bekend met CO², zowel als gas als in vloeibare vorm en misschien is dat de reden dat CO² zo goed geaccepteerd wordt als oplosmiddel voor hop. De belangrijkste verschillen tussen deze twee processen zijn:
Pure en opgeloste harsextracten (niet geïsomeriseerd) Hopharsen worden verhandeld als onoplosbare harsen met een gehalte aan alphazuren van 30 tot 50 procent, afhankelijk van de soort hop. Extracten kunnen ook geleverd worden met elk gewenst gehalte aan alphazuur, waarbij moutsiroop wordt gebruikt om de harsen te verdunnen. Enige van de voordelen van deze extracten zijn:
Geïsomeriseerd hopextract Deze extracten, die ook wel postfermentatie geïsomeriseerde extracten of gefractioneerde extracten worden genoemd, worden gefabriceerd door de alphazuren te scheiden van de overige bestanddelen van het extract. De alphazuren worden gezuiverd, vervolgens onder gecontroleerde omstandigheden geïsomeriseerd door ze verhitten met een oplossing van loog of ze te verhitten met magnesiumzouten. Het dan verkregen produkt bevat normaliter alleen de zuivere kalium- c.q. magnesiumzouten van de iso-alphazuren in water en bevat geen etherische oliën of andere hopbestanddelen. De voordelen van deze extracten zijn onder meer: maximaal gemak, flexibiliteit, controle en het hoogst mogelijke rendement van de alphazuren: 95 % of meer. Ze kunnen worden gebruikt voor gehele of gedeeltelijk vervanging van de bitterhop en om de gewenste bitterheid bij te stellen en ze zijn uitzonderlijk stabiel tijdens het bewaren. Ze zijn het makkelijkst te verkrijgen en het meest gebruikte, geïsomeriseerde hopprodukt. Een nadeel is dat de smaakbeïnvloeding moeilijk kan zijn met geïsomeriseerde hopextracten. Sommige brouwers menen dat door het niet aanwezig zijn van andere hopbestanddelen een dunner hopkarakter ontstaat, m.a.w. de volheid van een traditioneel gehopt bier mist. Sommigen gebruiken de "beta-fractie" (ook wel het basisextract genoemd), welke betazuren, niet gemodificeerde zachte harsen en etherische oliën bevat, om een voller hopkarakter te krijgen. Geïsomeriseerde extracten worden dikwijls gebruikt om toe te voegen tijdens de vergisting, nadat andere hopvormen tijdens het koken zijn gebruikt. Gereduceerde geïsomeriseerde hopextracten Het oorspronkelijke doel van deze extracten was het voorkomen van de vorming van lichtsmaak (In Amerika ook wel "zonnesteek"- smaak en stinkdiersmaak genoemd), welke plaats vindt als het bier wordt blootgesteld aan licht. De vorming van lichtsmaak kan voorkomen worden door de iso-alphazuren resistent voor licht te maken door ze chemisch te reduceren. Zoals met alle gereduceerde produkten wordt licht-stabiliteit alleen verkregen door de totale afwezigheid van iso-alphazuren. Hun schuimverhogende eigenschappen hebben een hernieuwde belangstelling voor deze gereduceerde iso-alphazuren teweeg gebracht. De gewoon gereduceerde geïsomeriseerde hopextracten welk thans beschikbaar zijn, worden rho (dihydro-iso-alphzuren) en tetra (tetrahydro-iso-alphzuren) genoemd. Om een lichtstabiel bier te maken kunnen geen hopprodukten worden gebruikt die gewone alphazuren bevatten. De smaakvorming kan een probleem zijn met de gereduceerde extracten omdat ze alleen bitterheid geven. Het gebruik van gereduceerde extracten kan dus leiden tot verandering van de kwaliteit van de bitterheid, met inbegrip van het gebrek aan non-iso-alphazuur bitterheid, smaakvolheid en hoparoma. Gereduceerde produkten zijn erg stabiel, geven een uitstekende bescherming tegen licht en zijn in ‘t algemeen verkrijgbaar als waterige oplossingen van de kaliumzouten van de gereduceerde iso-alphazuren. Rho-iso-alphazuur hopextract Dit gereduceerde produkt, wat ook wel dihydro-iso-alphazuur genoemd wordt, wordt gemaakt door de iso-alphazuren te reduceren met natrium borohydride. Deze reductie (= weghalen van zuurstof atomen) reduceert de kooldioxidegroepen in de zijketen van het molecuul tot een alcohol: er worden twee waterstof atomen toegevoegd (dus: dihydro). Dit is normaal gesproken het goedkoopste reduceerproces om dat het eenvoudig, makkelijk uit te voeren en niet duur is. De relatieve bitterheid in het gereduceerde product is 60 tot 80 procent van iso-alphazuren, er moet dus nog meer aan toegevoegd worden om een gelijkwaardige bierbitterheid te krijgen. Dit extract geeft dezelfde schuimsterkte als iso-alphazuren. Tetrahydro-iso-alphazuur Dit product wordt gemaakt door toevoeging van 4 waterstof atomen aan de koolstof-koolstof dubbele bindingen van de iso-alphazuur zijketens. Het kan ook gemaakt worden door hetzelfde proces uit te voeren met de beta-zuren. De relatieve bitterheid is 160 tot 180 procent van iso-alphazuren, er kan dus een gelijkwaardige bitterheid worden verkregen door minder van het tetra-product te gebruiken dan van andere hopproducten. Het heeft dezelfde bierschuimstabiliteit als iso-alphazuur.
Hopolie Vluchtige hopolie wordt algemeen beschouwd als de bron van het hoparoma in het bier, maar om het gewenste aroma erin te krijgen en het ook te controleren is een uiterst moeilijke zaak. Hopolie is een gecompliceerd mengsel dat honderd tot meer dan tweehonderd verschillende chemische entiteiten bevat. De verhoudingen van deze chemische stoffen in de olie variëren per hopsoort en per oogst. Een manier om het gewenste aroma in het bier te krijgen is de traditionele wijze van droog-hoppen, ofwel het toevoegen van hopbloemen na de gisting. Drooghoppen is vrij algemeen bij tapbieren in Engeland waar een herleving van de belangstelling ervoor gaande is. Het aroma van het drooghoppen onstaat door de vluchtige oliën en kan verkregen worden door hopolie- producten, hopbloemen, pellets of pluggen. De meeste hopolieproducten zijn speciaal ontwikkeld om een drooghoparoma te geven en bevatten onder meer: verschillende soorten hopolie, olierijke CO² extracten en oliefracties die verkregen zijn door vacuüm stoomdistillatie. Er zijn verschillende methodes om de in water onoplosbare oliën aan het bier toe te voegen, met inbegrip van het doseren van emulsies of het injecteren van de in vloeibare kooldioxide opgeloste oliën in de bierstroom. Ook het toevoegen van de oliën opgelost in ethylalcohol is mogelijk. Thuisbrouw toepassingen Veel van de hier beschreven hopproducten zijn nuttig voor grote brouwerijen maar zijn onpraktisch voor amateur-bierbrouwers. De drie producten die door de thuisbrouwers het meest gebruikt worden zijn: hopbloemen, type 90 pellets en hoppluggen. Hopbloemen zijn vertrouwd, makkelijk te verwerken en eenvoudig te scheiden van het wort of het bier. De belangrijkste nadelen van hopbloemen zijn de gevoeligheid voor oxidatie en de ongelijkheid van de lupulinehoeveelheden in de bellen. Zowel hoge als lage lupuline-concentraties kunnen voorkomen met als gevolg dat bij de geringe hoeveelheden die de thuisbrouwer gebruikt, er grote verschillen in bitterheid en aroma kunnen voorkomen. Hopbellen kunnen een ware marteling ondergaan voor ze bij de gebruiker arriveren: transport, verwerking en (her)verpakking met als gevolg oxidatie en afname van aroma. In veel gevallen wordt de hop verpakt in doorzichtige zakjes en opgeslagen in een koelkast of in het slechtste geval op een plank in de winkel. Wees voorzichtig met kopen van hop en leer het aangeboden product te keuren en hoe het behandeld is geweest. Type 90 pellets zijn de standaard pellets welke voor de thuisbrouwers op de markt zijn. Omdat de pellets onder vacuüm of onder een inert gas verpakt zijn, is hun gevoeligheid voor oxidatie voor een groot deel verminderd. Herhaald overpakken kan desondanks leiden tot degradatie maar pellets zijn daar toch veel minder gevoelig voor dan hopbellen. De stabiliteit van het alphazuur en de hopolie is sterk verbeterd ten opzichte van die van hopbellen omdat de bellen en het ontstane poeder goed gemengd worden tijdens het verwerken. Het kleine formaat van de pellets maakt ze ook erg geschikt voor het thuisbrouwen. Een nadeel is de grotere uitdaging om de hopresten van het wort te scheiden. Het lijkt misschien dat hoppluggen een goed compromis zijn tussen bloemen en pellets omdat ze meestal vacuüm verpakt worden en erg makkelijk in het gebruik zijn. Het belangrijkste nadeel van pluggen ligt echter in het feit dat er in Amerika geen commerciële brouwerijen zijn die hoppellets gebruiken en dat om die reden de beschikbaarheid beperkt is tot kleine hoeveelheden afkomstig uit Engeland. De beschikbare soorten bestaan meestal uit de bekende Engelse rassen en, als typisch Amerikaanse rassen gewenst zijn, moet de hop naar Engeland vervoerd worden om daar tot pluggen verwerkt te worden en dan weer naar Amerika vervoerd te worden voor de verkoop. Deze extra handelingen en het verschepen veroorzaken zoveel oxidatie dat ze de voordelen die de pluggen bieden, teniet doen. Er kan zich enige variatie in de hoeveelheid lupuline voordoen, net als bij de hopbloemen. Verder zijn pluggen wat moeilijk te hanteren in hoeveelheden die kleiner zijn dan de standaard 14 grams maat want ze zijn stijf samengeperst en kunnen nauwelijks in kleinere stukjes gebroken worden. Hoewel nauwelijks gebruikt bij het thuisbrouwen is zuivere hopolie (om een drooghop aroma aan het bier te geven) verkrijgbaar bij sommige bierbrouwwinkels. Deze oliën zouden voor de thuisbrouwers te gebruiken kunnen zijn als ze niet zo waterafstotend waren. Er moeten nl. speciale technieken worden toegepast om de olie aan het bier toe te voegen, zoals bijv. het oplossen van de olie in ethanol of het gebruik van een emulsie. Bij grootschalige toepassing van hopolie kan er een zekere constantheid bereikt worden maar omdat de concentratie van de olie voor het drooghoppen varieert van 0,5 tot 2 ppm, is de kans op fouten veel groter bij de typische thuisbrouwhoeveelheden. Een brouwsel van 5 gallon (22,5 l.) vraagt slechts 0,01 tot 0,04 milliliter, wat minder dan 1 druppel pure olie is. Volg daarom nauwlettend de ontwikkelingen op de markt: in de toekomst zal er een emulsie beschikbaar komen (een ongeveer 1000 ppm waterige oplossing), die het drooghoppen erg makkelijk maakt, zowel voor commerciële brouwerijen als voor de thuisbrouwers.
Wat ook je brouwstijl of brouwfilosofie is, er zijn tal van hopproducten beschikbaar om je te helpen de beste brouwsels te maken. Traditioneel ingestelde mensen zullen trouw blijven aan de hopbellen, maar veel meer brouwers hebben ontdekt dat pellets gemakkelijker zijn om mee te werken, een hoger rendement hebben en beter te bewaren zijn. Geavanceerde producten zoals CO² hopextracten, gereduceerde geïsomeriseerde extracten en hopoliën stellen de brouwers in staat flexibel te zijn in productformulering en verpakkingsstijlen met het toegevoegde voordeel van een verbeterd rendement en constante kwaliteit. Alle brouwers willen kwaliteitsbier. De toe te passen hop dient bijzondere aandacht te krijgen: het soort dat je kiest en hoe je die behandelt. De kans op het maken van een kwaliteitsbier hangt ook af van wie je als hopleverancier kiest, of het nu een plaatselijke bierbrouwwinkel is of een van de groothandels. Doe alleen zaken met diegenen die het meest geïnteresseerd zijn in jouw succes als brouwer! Tim Kostelecky was een brouwchemicus bij Coors Brewing Co. van 1976 tot 1994, waar hij werkte aan het hopkwaliteitsprogramma , en hij is directeur geweest van het Rocky Mountain Brewing Institute. Tegenwoordig is hij Manager van de technische dienst bij John. I. Haas in Yakima, Wash. David Hysert, Ph. Dr., werkte gedurende 18 jaar bij de Molson Brewery als Directeur technische dienst en als Vice President van de afdeling onderzoek en kwaliteitshandhaving. Voormalig President van de Hop Research Council en huidig (gekozen) President van de American Society of Brewing Chemist is hij thans werkzaam als Vice President en Technisch Directeur bij John I. Haas. |
||||||||||||||||||||||||
Terug naar overzicht |
De ontwikkeling van nieuwe hopvariëteiten |
tww september 1999 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Door: Theo van de Voorde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De ontwikkeling van nieuwe hopvariëteitenIn de hopspecial van Zymurgy 1990 komt ook een artikel voor over het ontwikkelen en telen van nieuwe hopsoorten. Omdat via onze inkoopcommissie ook Amerikaanse hopsoorten kunnen worden besteld, heb ik dit artikel, dat voornamelijk over de situatie in Amerika gaat, zij het enigszins beknopt, vertaald en bewerkt. De gegevens zijn bijgewerkt t/m die van 1995. Theo van de Voorde). Een stukje geschiedenis. Humulus Lupulus is inheems in gematigde klimaatzones in Europa, Noord Amerika en Azië. De bevolking van het oude Egypte en Babylonië was al bekend met de aromatische eigenschappen van de plant. Hopvelden en het gebruik van hop werd voor het eerst beschreven in het jaar 736 in Beieren. Dat hop ook conserverende eigenschappen had is waarschijnlijk ook door de Duitsers ontdekt. De alfazuren hebben zoals bekend een remmende werking op de groei van zgn. gram-positieve bacteriën zonder hetzelfde effect te hebben op de gistcellen. In de 14e eeuw groeide hop ook in de Nederlanden en Vlaamse wevers hebben de planten en het gebruik ervan waarschijnlijk in het begin van de 15e eeuw overgebracht naar Engeland. In Noord Amerika werd hop in 1629 geïntroduceerd door de Massachusetts Bay Co. Omstreeks 1648 was de hopteelt verspreid van New England tot aan Virginia. New York werd een belangrijke hopproducerende staat waar in het midden van de 19e eeuw meer dan 680 duizend kilo per jaar werd geproduceerd. Na de burgeroorlog verspreidde de teelt zich tot in Pennsylvania en Wisconsin. In 1869 werd er in totaal ruim twee en een kwart miljoen kilo geproduceerd. In 1880 was New York de grootste producent geworden met bijna een miljoen kilo per jaar. In het midden van de vorige eeuw voltrok zich een ramp voor de hopteelt in de oostelijke staten: twee vormen van meeldauw teisterden na elkaar de hopvelden waardoor de teelt zich geleidelijk aan verplaatste naar de westelijke staten. Omstreeks 1900 produceerden Oregon en Californië meer hop dan New York. In Idaho werd in 1950 begonnen met de hopteelt. Rond die tijd begon de productie in Californië wat terug te lopen, o.a. door hogere opbrengsten en aantrekkelijkere prijzen in de noordwestelijke staten. In 1989 was het gedaan met de hopteelt in Californië. Tegenwoordig groeit alle hop in Amerika nog in maar 3 staten: Washington, Oregon en Idaho. Plantkundige informatie Hop behoort tot de familie van de Cannabinaceae. Van de soort Humulus zijn er twee varianten: de overblijvende gewone hop Humulus Lupulus en de eenjarige Humulus Japonicus. Alle gecultiveerde hopsoorten behoren tot de soort Lupulus, maar er is een onderverdeling in vijf sub-soorten. De planten worden normaal gesproken vermeerderd d.m.v. de wortelstokken of door het nemen van stekken van uitlopers. De Japanse hop welke wordt vermeerderd door zaad, is alleen van decoratieve waarde en van geen betekenis voor het bierbrouwen. Hop is tweehuizig, met manlijke en vrouwelijke planten. De sekse kan alleen vastgesteld worden aan de bloeiwijze welke gewoonlijk pas zichtbaar wordt na het eerste jaar waarin de plant zich heeft ontwikkeld uit een zaadje. Ongeveer een vijfde van alle zaailingen is een manlijke plant, de overige zijn vrouwelijk. Manlijke planten hebben alleen nut voor het bestuiven van de vrouwelijke planten met het doel hogere opbrengsten te verkrijgen doordat de bellen groter worden en zaad maken. Ze zijn ook nuttig bij het kweken van nieuwe hybriden en variëteiten. De hopbellen die voor het bierbrouwen gebruikt worden komen uitsluitend van de vrouwelijke planten. De meeste commerciële hopplanten zijn van het zgn. diploïde type: dat betekent dat ze twee stel van ieder tien chromosomen hebben in hun cellen. Het ontwikkelen van nieuwe variëteiten Hop is inheems in drie werelddelen waar de plant in het wild voor komt. Lang geleden heeft een ondernemend individu waarschijnlijk de aromatische eigenschappen ontdekt van de bellen die aan de vrouwelijke planten groeien. Inheemse, in het wild groeiende hopplanten worden tegenwoordig in verschillende landen verzameld om de genetische eigenschappen te bewaren die anders misschien verloren dreigen te gaan als de in het wild groeiende populaties zouden verdwijnen. Wetenschappers uit Amerika, Duitsland en Joegoslavië hebben sinds 1950 wilde hopplanten verzameld en ze o.a. gebruikt om ze te kruisen met gecultiveerde hop. Professor E. S. Salmon van het Wye College in Engeland heeft reeds in 1916 zaden verzameld van de in het wild groeiende hop in de buurt van Morden, in Manitoba, Canada. Uit de zaailingen selecteerde hij krachtige exemplaren die een meerwaarde hadden voor het bierbrouwen wegens hun veel hogere alfazuurpercentage dan de toenmalige Europese hopsoorten hadden. Salmon bracht deze eigenschappen over op de Engelse hopsoorten met als resultaat twee bekende hoog-alfazuurhoppen: Bullion en Brewers Gold. Deze hoppen, in het bijzonder Brewers Gold, zijn de bron van de genetische factoren voor de hoog-alfazuur eigenschappen van de hoppen die in de laatste 10 jaar zijn ontwikkeld. Nieuwe variëteiten of cultivars kunnen op drie verschillende manieren worden verkregen: 1. Selectie
2. Hybridenvorming of kruisbestuiving
3 Het kweken van mutanten
Door wie worden de nieuwe hopvariëteiten ontwikkeld? Bezien vanuit het wereldlandbouwperspectief vormt de hopteelt maar een zeer gering deel daarvan. De bierindustrie is daarentegen een belangrijke economische factor in veel landen. In ongeveer 30 landen wordt hop op commerciële basis geteeld. Slechts enkele van deze landen kunnen het zich financieel gezien permitteren om aan systematisch onderzoek te doen. De particuliere sector heeft in het algemeen weinig gedaan aan hoponderzoek omdat het erg moeilijk is om nieuw ontwikkelde variëteiten te patenteren teneinde zo de gedane investeringen veilig te stellen. Een nieuwe variëteit kan nl. zeer eenvoudig en in korte tijd via vegetatieve vermeerdering in productie gebracht worden. Het Amerikaanse Ministerie van Landbouw heeft het hoponderzoek gedurende vele jaren ondersteund. In het hopresearchcentrum in de staatsuniversiteit van Oregon gebeurt dat al sinds de jaren 30. Belangrijke extra ondersteuning kwam van de kant van de industrie: voornamelijk kwekersorganisaties en brouwerijen. Ook in de staten Washington en Idaho bevinden zich overheidsinstituten op het gebied van hoponderzoek, evenals in Engeland (het Wye College van de universiteit van Londen), in Duitsland, Oekraïne, Tsjechië. Servië, Slowakije en Nieuw Zeeland. Pogingen van particuliere bedrijven om nieuwe hopvariëteiten te ontwikkelen zijn tot nu toe alleen in Zuid Afrika en Japan succesvol geweest. De hierboven genoemde onderzoeksinstituten waren vrijwel allemaal succesvol in het ontwikkelen van nieuwe variëteiten. Deze variëteiten verschenen echter ook geregeld in hopproducerende landen die weinig of niets hadden bijdragen aan de ontwikkeling ervan. Soms waren ze daar een succes, maar even vaak was het een teleurstelling. Het kiezen van een hopvariëteit Overwegingen van de kweker Overwegingen van de brouwer Beperking van de research Aanvullende overwegingen Weerstand tegen ziektes Weerstand tegen insecten Hopproductie in de Verenigde Staten - Huidige stand van zaken
Toelichting: Tabel 1: Vergelijking tussen de Amerikaanse hopteelt in oppervlakte in de jaren 1979, 1989 en 1995 (getallen zijn percentages) Tabel 1 illustreert de veranderingen in de Amerikaanse hopproductie in de laatste tientallen jaren. Hoewel het totale hopareaal licht is toegenomen, heeft er een enorme verandering in het aantal variëteiten plaatsgevonden. In 1979 maakte Clusters (inclusief de vroege en de late soort en de variant Talisman) zo’n 60% uit van het totale teeltoppervlak. In 1995 was dat gedaald tot ongeveer 14% en de Talismanvariëteit is helemaal verdwenen. Engelse soorten zoals de Bullion en Brewers Gold die eens 16% van het totale teeltoppervlak uitmaakten, worden niet langer geteeld. Ze zijn vervangen door de nieuwe hoog-alfazuursoorten. Deze hopsoorten, zoals de Eroica, Galena en Nugget, met een gemiddeld percentage alfazuur van 13 tot 15%, werden in 1979 nog niet commercieel geteeld. In 1995 maakten ze ruim 40% uit van het totale teeltoppervlak en zelfs meer dan 60% van de totale hoeveelheid Amerikaanse bitterhopproductie! Willamette, een aromahop die op de markt kwam in 1976, werd bij de Fuggle geteld. Samen vertegenwoordigden ze 2276 acres (voornamelijk Fuggle) wat overeenkwam met 7 % van het totale teeltoppervlak. Dertien jaar later waren de rollen omgedraaid: het grootste deel bestond toen uit Willamette en bovendien was het teeltoppervlak toegenomen tot 21 % van het totaal. Merkwaardigerwijs is het aandeel van Willamette daarna weer enigszins gedaald: in 1995 bedroeg het teeltoppervlak 14% en dat van Fuggle 1,3%. Cascade vertoonde een aanzienlijke vermindering tussen 1979 en 1989, gedeeltelijk door de groei van het aandeel van Willamette en stond in 1995 op 2,6%. Tettnanger, een voorname oude Duitse aromahop met echter een lage opbrengst, werd nauwelijks geteeld in 1979. Tien jaar later echter was de teelt explosief toegenomen tot ruim 3000 acres, een gevolg van het prijsbeleid van bepaalde Amerikaanse brouwerijen. Bovengenoemde veranderingen in het teeltoppervlak en in de productie zijn niet door de kwekers zelf veroorzaakt. De gemiddelde opbrengst van zowel Clusters als de Engelse hopsoorten was immers de hoogste van het Amerikaanse hopareaal. De brouwerijen echter hadden de voordelen van de verbeterde kwaliteit (zowel wat betreft toegenomen bitterheid als een verfijnder aroma) van de nieuwe soorten leren waarderen. Daarom drongen ze bij de kwekers aan om over te gaan op het kweken van de nieuwe soorten, waarbij ze zelfs premies gaven voor super-alfasoorten en voor meerjarige contracten voor het produceren van nieuwe aromasoorten. Soortgelijke veranderingen zullen plaatsvinden wanneer nieuwe variëteiten, voornamelijk aromavariëteiten die vergelijkbaar zijn met de Duitse Hallertau mittelfrüh, Hersbrucker of Tettnanger worden ontwikkeld. Het eerste resultaat van deze pogingen, de Mt. Hood, werd in 1990 geteeld op ongeveer 500 acres. In 1995 bedroeg de teeltoppervlakte al 3,2% van het totaal. Andere ’edele’ aromasoorten worden momenteel getest voor commercieel gebruik, en zij zullen spoedig op de markt komen De verschillen tussen de meest belangrijke Amerikaanse hopsoorten De meest belangrijke landbouwkundige- en kwaliteitseigenschappen van de hopsoorten die momenteel in Amerika geteeld worden vindt u in tabel 2.
Tabel 2: Enkele gegevens van de belangrijkste hopsoorten die in Amerika geteeld worden (1995) Hier is te zien dat de vroege en de late Clusters een uitstekende productie geven. Met uitzondering van het moment waarop de hop rijp is, zijn ze identiek in kwaliteit en in brouweigenschappen. Hun alfazuurgehalte ligt tussen de 5 en de 8% en de co-humuline factor is tamelijk hoog. (Co-humuline is een van de drie bestanddelen van het alfazuur, de andere twee heten resp. humuline en ad-humuline. Een hoog gehalte aan co-humuline heet nadelig te zijn voor smaak vanwege de scherpe bitterheid en men vermoedtook een negatief effect op de schuimstabiliteit. Hoewel dit laatste nog niet officieel is bewezen hebben soorten met een relatief laag gehalte aan co-humuline de voorkeur van de brouwers. Theo van de Voorde) Alle Clustersoorten zijn belrekkelijk gevoelig voor valse meeldauw en worden daarom voornamelijk geteeld in Washington en Idaho waar deze ziekte nauwelijks een bedreiging vormt. Ze worden voornamelijk als bitterhop gebruikt en soms voor de vervaardiging van hopextract. Ook voor de export vormen ze een belangrijk product vanwege de uitstekende bewaareigenschappen van de zachte harsen (alfa- en bètazuren). Fuggle, een vroeg rijpe, tamelijk lage opbrengstgevende aromahop, is resistent legen valse meeldauw maar wat vatbaarder voor de verwelkingziekte, Het heeft een gemiddelde alfazuuropbrengst (4 tot 6 %) en de verhouding tussen alfa- en betazuur is ongeveer 2 op 1. De co-humulinebijdrage is vergelijkbaar laag met de Europese aromahop. Het is vroeg rijp en stelt de kwekers daardoor in staat het oogstseizoen te verlengen. Willamette, die genetisch voor tweederde overeenkomt met Fuggle, geeft belangrijk hogere opbrengsten dan deze, is vergelijkbaar v.w.b. de resistentie tegen valse meeldauw en heeft een hoger alfa- en bètapercentage. Het is een triploïde met 30 chromosomen en geeft weinig zaad, zelfs als er manlijk hop aanwezig is. Het wordt als exclusieve aromahop gebruikt en is de vervanger voor Fuggle in brouwerijmengsels. Cascade, een gemiddeld- tot laatrijpende aromahop, geeft uitstekende opbrengsten. Het alfazuurgehalte bedraagt 4 tot 7 % en de verhouding tussen alfa- en bètazuur is 1 op 1, vergelijkbaar met de Europese aromahop. De co-humulinebijdrage daarentegen is iets hoger. Het gebruik van Cascade is iets afgenomen met de komst van de nieuwe aromahopsoorten. Galena, Eroica en Nugget, drie super-alfahopsoorten, geven uitstekende opbrengsten en hebben een heel hoog percentage alfazuur: 13 tot 16%. Galena is opmerkelijk omdat het een relatief hoog percentage bètazuur heeft, terwijl Nugget een relatief lage co-humulinebijdrage heeft, vergelijkbaar met de Europese aromahop zoals bijv. Fuggle. Alle drie hebben ze goede tot uitstekende houdbaarheidseigenschappen, en ze worden voornamelijk als bitterhop en grondstof voor het vervaardigen van extract gebruikt. Het teeltoppervlak van Eroica is in de loop der jaren verminderd (in 1995 nog maar 1%) wegens zijn late rijpheid waardoor hij gevoeliger is voor bepaalde weersafhankelijke ziekten. Chinook die een hoge opbrengst heeft, is een midden- tot laatrijpende hop met een hoog percentage alfazuur (12-14 %). Het wordt ook gewaardeerd door zijn aroma. Tettnanger, een van origine edele Duitse aromahop, is vroegrijp maar heeft een betrekkelijk lage opbrengst. Het alfazuurpercentage varieert van 3 tot 5% en het bètagehalte is vergelijkbaar. De co-humulinebijdrage is erg laag. Het wordt geroemd wegens zijn fijne aroma. Perle, een zaailing van de Northern Brewer, heeft zowel fijne aroma-eigenschappen als een hoge bitterheid. De Perle die in Amerika geteeld wordt heeft zelfs een 3% hoger alfazuurpercentage dan die welke in Duitsland wordt geteeld. Desondanks is men niet helemaal tevreden over Perle als vervanger voor andere aromahoppen waardoor de productie is teruggelopen tot 0,9% in 1995. Het Amerikaanse departement van landbouw heeft in samenwerking met de hoponderzoeksinstituten van Washington en Idaho de ontwikkeling van nieuwe aromahopsoorten, vergelijkbaar met Tettnanger, Hallertau mittelfrüh en Hersbrucker gestimuleerd. Een van de resultaten hiervan, de bovengenoemde Mt. Hood, lijkt veel op de Duitse Hersbrucker (4 tot 6% alfazuur, 5 tot 7% betazuur, ongeveer 24% co-humuline). Toekomstige ontwikkelingen Na Duitsland neemt de Verenigde Staten de tweede plaats in op de wereldranglijst van hopproducerende landen. Deze beide landen produceren meer dan 50% van de totale wereldproductie. Meer dan de helft van de Amerikaanse productie wordt ieder jaar geëxporteerd. Dit geldt dan vooral voor bitterhop en all-purpose hop, de aromahop wordt met uitzondering van Cascade bijna niet geëxporteerd. Sommige Amerikaanse hoprassen zijn met succes in andere landen uitgeplant. Zo doet Cascade het erg goed in Argentinië en ook is hij naar sommige Oost-Europese landen geëxporteerd. Met Nugget wordt geëxperimenteerd in Duitsland. wat eventueel op termijn de positie van dit land op de markt van hoog-alfazuurhop kan versterken. Daartegenover zijn Duitse aromahoppen zoals Tettnanger en Perle op beperkte schaal in de Verenigde Staten uitgeplant. De Verenigde Staten importeren ieder jaar nog steeds aanzienlijke hoeveelheden aromahop, voornamelijk uit Duitsland en Tsjechië. Pas wanneer de teelt van aromahop van eigen bodem een voldoende hoog niveau heeft bereikt, zal deze import waarschijnlijk verminderen.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Terug naar overzicht |
Dry hopping |
tww september 1999 | |||||||||||||||||||||||||
Door: Mark van Bommel | ||||||||||||||||||||||||||
Dry hoppingDat de Engelsen wel pap lusten van een goed hoparoma heb ik onlangs op het Great British Beer Festival mogen ondervinden. Niet alleen zijn veel van de Engelse biersoorten behoorlijk bitter (zowel door de hop als het gebruik van donkere of geroosterde graan/mout), ze hebben vaak een behoorlijke ’hopneus’. Waarschijnlijk is dit een van de redenen waarom het Engelse bier vaak vrij lauw is, het hoparoma komt op die manier beter naar voren. Ook Amerikanen passen dry hopping toe, zowel in Engelse biertypen als in sommige lagers. Zelfs bij het Tsjechische Pilsner Urquell schijnt dry hopping een onderdeel van het brouwproces te zijn. De theorie Het aroma van hop bestaat uit etherische oliën, dat zijn oliën die snel verdampen en vaak een duidelijke geur verspreiden. Etherische oliën vindt je in allerlei planten bijvoorbeeld in sinaasappel- en citroenschillen en in de kruiden die ook in de Nederlandse keuken geen onbekenden zijn zoals nootmuskaat, kruidnagel, koriander, karwijzaad enzovoorts. In hop bestaat, afhankelijk van groeiomstandigheden en ras, tussen de 0,1 en 1,5% van de hopbel uit deze olie. De hopolie vormt zich pas laat in het seizoen, nadat de diverse bitterstoffen (de alfa – en bèta – zuren) zich gevormd hebben. De etherische oliën lijken chemisch gezien vrij veel op elkaar. Ze behoren tot de groep van de terpenen. Tussen de 50 en de 80% van hopolie bestaat uit deze terpenen. Inmiddels zijn er rond de twintig verschillende terpenen geïsoleerd uit hop. De rest van de olie bestaat uit een hele rits van organische verbindingen waar zuurstof een onderdeel van is (meer dan tachtig), organische zuren (meer dan 25) en zwavelverbindingen (nog eens 25 stoffen). Deze stoffen zijn mede verantwoordelijk voor het hoparoma, vooral doordat de geur – en smaakdrempel van een aantal van deze stoffen extreem laag is (in de orde van enkele ppb’s, enkele deeltjes per miljard deeltjes). Daarnaast ontstaan tijdens het bewaren van de hop en in het bier allerlei reacties die weer allerlei nieuwe verbindingen in het bier brengen. De verhoudingen van de verschillende stoffen varieert enorm van ras tot ras. van streek tot streek en van seizoen tot seizoen. De organische chemie van de hop is dan ook een vakgebied waar behoorlijk wat wetenschappers hun carrière mee vullen, vooral de Belgische professor De Keukeleire is een bekende naam op dit gebied. De vier belangrijkste terpenen zijn myrceen, farneseen, humuleen en carofylleen. De tabel laat zien hoe enorm de verschillen in samenstelling van de olie kunnen zijn.
Kort samengevat: het aroma verschilt dramatisch van hopsoort tot hopsoort. Om twee sterke contrasten te noemen: de Amerikaanse aromahop Cascade heeft een sterke citrus-grapefruitgeur terwijl het Engelse Fuggles een kruidige en humusachtige geur verspreidt. De techniek In principe is dry hopping (verder maar ’drooghoppen’ genoemd) het toevoegen van hop aan afgekoelde wort. Het laat toevoegen van hop aan kokende of nog hete wort is dus geen drooghoppen. Ook het gebruik van de zogenaamde ’hop back’ valt niet onder drooghoppen. Een hop back is een vat met hop waardoor men na het koken de hete wort pompt. Deze technieken bevorderen wel het hoparoma van hier, maar geven een duidelijk ander aroma dan drooghoppen omdat uit de hete wort veel aromastoffen verdampen en niet in het bier terechtkomen. Je dient voor het echte drooghoppen laat in de vergisting of (meer gebruikelijk) tijdens de lagering de hop toe te voegen. Tijdens de hoofdvergisting heeft toevoegen van hop weinig zin. De hopbellen komen vol met gist en eiwitten te zitten waardoor de olie in de bel blijft zitten. Daarnaast zullen een groot deel van de vluchtige bestanddelen (en dus de hopolie) door de koolzuur het vat uit 'gespoeld’ worden. Tijdens de lagering of eventueel laat in de hoofdvergisting kan je de hop het beste toevoegen. Het merendeel van de Engelse brouwerij voegt de hop toe aan de lagertank of, bij sommige real ale brouwerijen, in het vat. Deze vaten rijpen namelijk in de pub nog zo’n twee weken na en bevatten weinig koolzuur zodat het aroma niet ontsnapt. Probeer niet de hop op de fles toe te voegen, het ziet er leuk uit maar de hop dient vaak als nucleatiepunt voor gasvorming, in normaal Nederlands: het bier wil nog wel eens onder enorme schuimvorming uit de fles spuiten. Gebruik bij voorkeur hopbellen, die hebben het beste aroma. Hoppellets zijn verpulverd en komen in de fles terecht of verstoppen je hevel. Wel kan je hopolie gebruiken. Nadeel van hopolie is dat het bij de distillatie verhit wordt waardoor een deel van het aroma verdwijnt. Smaaktesten hebben, volgens het boek Malting and Brewing Science aangetoond dat bier bereid met hopbloemen een beter aroma heeft dan bier bereid met hopolie. Met vacuümdistillatie bij lage temperatuur (±25’ C) is wel goede hopolie te maken, maar ik weet niet of die in de handel te krijgen is. Een alternatief is het maken van een hopthee. Het beste kan je dit doen door de hopbellen of – pellets in lauwe wodka enkele uren of dagen te laten trekken. Deze hopthee kan je dan vlak voor het bottelen aan het bier toevoegen. Voordeel van hopolie en hopthee is dat infectie op deze manier totaal uit te sluiten is. Het toevoegen van hopbloemen of –pellets kan – in theorie – infectie veroorzaken, maar de kans daarop is zeer klein. Hopbloemen of pellets kan je gewoon los in het lagervat gooien, dat is de methode die de Engelse brouwers gebruiken. Nadeel is wel dat de hop blijft drijven, waardoor het contact met de hop niet helemaal ideaal is. Amateurs in Amerika gebruiken wel een met knikkers verzwaarde hopzak, zodat de hop naar de bodem van het vat zakt. Het gebruik van een hopzak is sowieso wel aan te raden, op die manier komen er tijdens het bottelen niet zo snel hopresten in de flesjes terecht. De duur van het drooghoppen hangt van de temperatuur af, bij bovengistend bier is een periode van 7 tot 14 dagen wel genoeg, bij ondergistend bier (of koud lageren) is iets van twee tot drie weken nodig. De hoeveelheden hangen sterk af van het biertype en van je persoonlijke smaak. Per tien liter kan je tussen de 7 en 30 gr hop toevoegen. Ik heb zelf een aantal malen drooggehopt en een hoeveelheid van 7 gr per tien liter geeft inderdaad al wat hoparoma, maar ik zou eerder iets van 15 – 20 gr gebruiken. Vergeet niet dat de alfa–zuren alleen maar oplossen na isomerisatie in heet water, je bier wordt van drooghoppen dus absoluut niet bitterder. De meest geschikte hopsoorten zijn de betere aromatypen: East Kent of Styrian Goldings, Fuggles, Saaz en Hallertauer. Als je er aan kan komen: ook de Amerikaanse Cascadehop (gebruikt in de bieren van bijvoorbeeld de Amerikaanse brouwerijen Sierra Nevada en de Anchor Brewery) heeft een heel apart aroma, dat mij vooral in Engelse ales zeer smakelijk lijkt. In theorie moet je hop gebruiken uit het land waar de door jouw gebrouwen biersoort vandaag komt, maar je eigen smaak lijkt me belangrijker. Wrijf eens een hopbel tussen je handen samen en ruik of je de lucht die daarbij prettig vrijkomt geschikt lijkt in je bier. Mocht je Northern Brewer lekker vinden ruiken (ik vind het stinken, maar ach, ieder z’n meug), gebruik dat dan als drooghop. De hoparomastoffen zijn overigens heel gevoelig voor oxidatie. Probeer bij het bottelen dan ook niet teveel zuurstof bij je bier te krijgen, want dat kan het drooghoparoma geheel te niet doen of dramatisch veranderen. Veel plezier en drooghopze. Mark van Bommel
|
||||||||||||||||||||||||||
Terug naar overzicht |
Er was eens...een rank |
tww september 1999 |
Door: Theo van de Voorde | |
Er was eens... een rankKorte geschiedenis van de hop Gedurende de laatste tienduizend jaar is een waar heksenbrouwsel aan ingrediënten ge-bruikt om moutdranken smaak te geven: berk, spar en eik, gember, muurbloem, zwarte peper, alsem, Spaanse peper, jeneverbessen, hei, veenbes, klimop, sinaasappel- en citroenschillen, cardamon, foelie, salie, dadelsap, honing, ginseng, gentiaanwortel, brandnetel, paardebloem, polei, wintergroen en mint, mosterd en mierikswortel, om er een aantal te noemen. Deze omstreeks 1904 gemaakte hopoogst-voorstelling is afgebeeld op een muurschildering in het Amerikaanse hopmuseum in Toppenish, Washington. Door de eeuwen heen hebben artsen hop voorgeschreven als: een plasmiddel, een middel met preventieve werking tegen nier- en blaasstenen, een middel tegen slechte spijsvertering, een licht laxeermiddel en zelfs als middel tegen te vroeg klaarkomen! De 200-ponds balen werden geperst met een balenpers en verpakt in jute die met de hand werd vastgenaaid. Deze pers, afkomstig uit New York, staat nu in het Hopmuseum. Uiteraard gingen veel brouwers nog door met het gebruik van kruiden, zelfs toen er volop hop beschikbaar was. Een recept voor “London Ale” wat verscheen in The American Practical Brewer and Tanner (Van Winkle and Wiley, 1815) door Joseph Coppinger, gaat uit van: In de tijd vóór het huidige dradensysteem werden de hopplanten geleid langs staken. De arbeiders gebruikten pootstokken om ieder voorjaar de staken te vervangen. In het Westen was het aannemen van inheemse Amerikanen en Chinese immigranten soms aan-leiding tot spanning tussen de rassen. Af en toe veroorzaakte een strenge opzichter wat moeilijk-heden door de plukkers te korten op hun loon omdat ze te veel stengels en bladeren tussen de bellen lieten zitten. Mogelijke wraaknemingen bestonden uit het lostrekken van de ranken voor-dat de bellen rijp waren of het in brand steken van de vers gedroogde bellen, die uiterst brand-baar zijn. Het ergste geweld vond plaats in 1913 bij de Durst Hop Ranch in Wheatland, Califor-nië. Opgejut door een agitator van de vakbond Industrial Workers of The World viel een menigte hopplukkers, verontwaardigd over lage lonen en slechte leefomstandigheden, de sheriff en zijn helpers aan. Toen het geweld voorbij was lagen de plaatselijke officier van justitie, een deputy en twee arbeiders dood op grond. Twee aanvoerders van het oproer werden veroordeeld tot levens-lange gevangenisstraf. Oorspronkelijke titel: Once upon a Vine Referenties
|
|
Terug naar overzicht |
Hopsoorten in de USA |
tww september 1999 |
Door: Theo van de Voorde | |
Hopsoorten in de USAIn 1990 waren Cluster, Galena, Nugget en Chinook de meest populaire soorten bitterhop van de Verenigde Staten. De meest gebruikte aromahopsoorten waren Cascade, Hersbrucker, Willamette, Hallertauer en Mount Hood. De populariteit en de verkrijgbaarheid van een aantal traditionele soorten waren snel aan het verminderen. Brewers Gold en Bullion bijv. waren 19 jaar geleden belangrijke factoren op de hopmarkt in de staat Oregon, maar zijn nu vrijwel verdwenen. Verscheidene ’starts’ op het toneel van de hopmarkt zijn inmiddels weer verdwenen: Aquila, Banner, Comet en Olympia. Daar waar vroeger de traditionele aromahopsoorten zoals Hallertauer en Hallertauer mittelfrüh vanuit Europa geïmporteerd werden is er nu een toenemende tendens dat zowel de grote brouwerijen als de micro-brouwerijen de voorkeur geven aan de nieuwere Amerikaanse variëteiten, welke in de meeste gevallen bieren van een gelijke of een betere kwaliteit opleveren. Omschrijving van de diverse hopsoorten.BullionBullion is in 1919 in Engeland ontstaan uit een kruising van een wilde vrouwelijke Amerikaanse hop uit Manitoba en een Engelse manlijke plant. Door zijn Canadese moeder heeft hij een uitgesproken Amerikaanse hopsmaak. Het is een van de eerste hoog-alfazuur hops van de wereld, samen met Brewers Gold. Hij verliest nu wat terrein door de opkomst van de nieuwe hoog-alfazuurhops die een wat minder uitgesproken smaak hebben. CascadeEen aromahop welke ontwikkeld is in de staat Oregon door kruisbestuiving van een Fuggleszaailing. Commercieel vrijgegeven in 1972 en daarna snel geaccepteerd. Vervolgens toch afgewezen door de belangrijkste brouwerijen en pas de laatste jaren opnieuw in de belangstelling gekomen. Het is nog steeds een belangrijke variëteit welke gewaardeerd wordt door zijn voorname aroma. Ook de Cascadehop kenmerkt zich door het citrusaroma, evenals Centennial. Hij heeft een aangename bitterheid, zelfs wanneer relatief veel van deze hop wordt toegevoegd. CentennialEen bitterhop die na 1990 is ontstaan, hij verkeert momenteel nog in de experimentele fase. Het is een kruising tussen Brewers Gold en een speciaal geselecteerde mannelijke Amerikaanse hop. De bitterheid is redelijk hoog: 9,5 – 11,5 % en het aroma is bloemachtig en circusachtig. De plant is redelijk goed bestand tegen virusinfecties, verwelkingsziekte en valse meeldauw. Hij wordt momenteel uitgeprobeerd door zowel Amerikaanse als Europese brouwers. ChinookEen kruising van Petham Golding welke op de markt gekomen is in 1985. Goede opbrengst en een boog alfazuurgehalte maken deze hop een economisch aantrekkelijke bitterhop. Een mild, kruidig aroma en een positieve, lang blijvende bitterheid. ClusterDit is de standaard bitterhop in de Verenigde Staten en de rest van de wereld. Z’n oorsprong is verloren gegaan maar waarschijnlijk is het een kruising tussen een Engelse importen een wilde Amerikaanse hop. Het aroma is vrij scherp en hij heeft de beste stabiliteit t.a.v. aroma en bitterheid van alle hopsoorten. Prima opbrengsten, krachtige planten die bestand zijn tegen 'valse' meeldauw in regenachtige gebieden en ook redelijk bestand zijn tegen andere bedreigingen. Zijn gebruik is desondanks toch aan het verminderen door de opkomst van de hoogalfazuurhops zoals bijv. de Galena. ColumbusEen van de nieuwste hoogalfazuur (15%) hops. Is nog niet helemaal uitgeëvalueerd. Heeft ongeveer dezelfde weerstand tegen ziekten als Galena en Cluster. Is behalve zeer bitter ookzeer productief. CrystalEen van de nieuwste creaties op de hopmarkt. Het is een triploïde’) variëteit van de Duitse Hallertau met bijdragen van Cascade, Brewers Gold en Early Green2). Hij is ontwikkeld als vervanger voor de Europese aromahoppen. Over deze hop is nog niet erg veel bekend in relatie tot de gevoeligheid voor ziektes. Hij wordt nl. nog maar op zeer beperkte schaal geteeld en het is nu nog onduidelijk of het een ’blijvertje’ is. EroicaEen bitterhop met een fijne smaak waardoor hij ook geschikt is als aromahop. Evenals Galena is hij ontstaan uit kruisbestuiving van Brewers Gold. Wordt veel geteeld in Idaho. Omdat de bewaareigenschappen niet zo goed zijn verliest hij wat terrein t.o.v. Nugget, Galena en Chinook. FugglesZie onder Fuggles en Willamette. GalenaOntwikkeld in Idaho uit Brewers Gold d.m.v. kruisbestuiving. Vrijgegeven in 1978 en strijdt nu met Cluster om de titel van Amerika’s meest populaire bitterhop. Een goede opbrengst en een heel hoog alfazuurgehalte maken deze soort aantrekkelijk voor de hopboer. Het aroma is neutraal wanneer de hop vanaf het begin wordt meegekookt. Het vormt een uitstekende combinatie met de aromahop Cascade of Willamette. Hallertauer (Hersbrucker)Dit is een traditionele Duitse variëteit welke geselecteerd is in de Hallertau streek. Een juistere benaming is Hallertau mittelfrüh omdat er zoveel soorten Hallertau zijn. Hij heeft een zeer goed aroma, tot omstreeks 1990 de standaard aromahop voor lager en pilsbieren. De productie ervan is aan het afnemen vanwege de gevoeligheid voor schimmels en de lage opbrengst. Hij wordt vervangen door de Hersbrucker, uit nog zo’n Duitse streek, welke minder hoog gewaardeerd wordt maar veel beter verkrijgbaar is. LibertyLiberty is een kruising tussen tetraploïde, vrouwelijke Hallertau mittelfrüh mutant en een niet nader genoemde mannelijke hop die goed bestand is tegen valse meeldauw. Het is een uitstekende aromahop die veel overeenkomsten heeft met de Duitse aromahop en daarom veel wordt toegepast in lager en pilsbieren. Mount HoodDit is een triploïde1) zaailing van Hallertauer met verbeterde plantkundige eigenschappen. Vrijgegeven in 1988 en snel in populariteit toenemend vanwege het feit dat hij door de belangrijkste brouwerijen wordt geaccepteerd als vervanger van Hallertauer. NuggetEen nieuwe hoog alfazuurvariëteit, gebaseerd op Brewers Gold en vrijgegeven in 1982. Heeft een zwaar kruidig aroma. Goede bewaarmogelijkheden en een goede kwaliteit bitterheid. Er is een toenemende vraag welke tot een toenemende productie leidt. PerleOntwikkeld in Duitsland vanuit de Engelse Northern Brewer. Matig bitter en enige goede aroma-eigenschappen. Ongeveer tien jaar geleden in de Amerikaanse hopstreken voor het eerst aangeplant. SaazTraditionele aromahop uit Tsjechië/Slowakije. Hoge prijs, lage opbrengst, maar een van de wereldstandaards voor fijne aromahop in lagerbier. TettnangerEen traditionele Duitse variëteit uit de Tettnangstreek. Een hop met een delicaat aroma die sinds 19S8 veel gekweekt wordt in de Verenigde Staten. Hoewel hij een lage opbrengst geeft handhaaft hij zich vanwege deze eigenschap toch op de wereldmarkt voor aromahop. UltraDit is een triploïde1) zaailing van een variëteit van de Duitse Hallertau. Hij geeft een zeer goede oogst en is redelijk bestand tegen valse meeldauw en virusinfecties. Hij is in 1994 op de markt gekomen vooral als gevolg van de aanbevelingen van microbrouwerijen. Hoewel het aroma uitstekend is wordt door sommige afnemers toch wat kritisch tegen het lage alfazuur percentage (2 – 3,5%) aangekeken. Fuggles en WillametteFuggle is een Engelse variëteit die al bestaat sinds 1875. Hij werd wijds gebruikt in de Verenigde Staten en in Engeland tot aan 1980. Hij is daarna in de USA massaal vervangen door de Willamette, een nog niet zo lang bestaande triploïde1) nageslacht. Het gebruik van Fuggle is in Engeland ook teruggelopen doordat men overging op Wye variëteiten (Target). Toch wordt Fuggle nog steeds veel gebruikt voor het drooghoppen, maar ook zelfs hier rukt de Willamette op als een goede vervanger. Vertaald en bewerkt door Theo van de Voorde.
|
|
Terug naar overzicht |
Hop, of wat anders? |
tww september 1999 |
Hop, of wat anders? Onlangs heb ik (via Amazon.com) een boek in handen gekregen met de titel: "Sacred Herbal Healing Beers", van de hand van Stephen Harrod Buhner. Na lezing van dit boek ben ik wat anders tegen bierrecepten gaan aankijken. De toevoeging van hop tijdens het koken is in ieder bierrecept standaard. Er is veel variatie in soort hop, hoeveelheid en kooktijd, maar aan het gebruik van hop als bitter- en smaakmaker, anti-desinfectans en hulp bij het uitvlokken van ongewenst eiwit wordt niet getornd. Hop heeft evenwel ook effecten op de lichamelijke gesteldheid. Enkele van deze uitwerkingen kunnen als minder gewenst worden ervaren: hop is slaapverwekkend. Vanwege deze eigenschap kennen we de z.g. "hopkussens", een sloop gevuld met hopbloemen, toegepast bij mensen (vaak kinderen) met slaapproblemen. Hop werkt sterk urineafdrijvend (diuretisch). Dit effect kent iedere bierdrinker. Paar biertjes gehad en je blijft heen en weer lopen tussen feestzaal en toilet. Hop heeft een sterke oestrogene werking. Oestrogeen is een vrouwelijk geslachtshormoon. Toegediend aan mannen zorgt dit hormoon voor vrouwelijke lichaamskenmerken zoals: borstvorming, vetophoping in bepaalde plaatsen en last but not least een sterke afname in geslachtsdrift oftewel: impotentie. In Engeland noemt men dit effect: "brewers droop" (geen verdere uitleg nodig), veel voorkomend bij brouwers, hoptelers en barkeepers. De oestrogene werking is daarentegen voor vrouwen in de overgang weer positief. De negatieve verschijnselen (opvliegers, mentale instabiliteit, etc) in de menopauze zijn nl. een gevolg van de ineens sterk afgenomen oestrogeenproductie. Preparaten die deze verschijnselen moeten tegengaan bevatten vaak hopextract. Interessant is ook te lezen dat de invoering van hop, in plaats van gruit (een mengsel van diverse, stimulerende, kruiden), een strijd opleverde tussen voor- en tegenstanders die ongeveer parallel liep met de reformatie. (katholiek en gruit versus protestant en hop). De auteur geeft diverse alternatieve kruidentoevoegingen die wel de positieve eigenschappen (smaak, bitterheid, houdbaarheid) maar niet de negatieve bevatten. Na lezing van dit boek ga ik in ieder geval experimenteren met o.a. heidebloesem (smaak en bitterheid), alsem en hondsdraf (bitterheid), thee etc. Mijn echtgenote steunt mij van harte in deze experimenten (..) Met hartelijke brouwgroet Geert de Jong (Stichtse Heeren) |
|
Terug naar overzicht |
Filteren en spoelen |
tww september 1999 |
Filteren en spoelenAls amateur-bierbrouwer kunnen we veel leren van onze professionele collega’s. Op het gebied van het filteren van het beslag zijn de laatste jaren grote verbeteringen geboekt. Deze verbeteringen hebben betrekking op een verhoging van de kwaliteit van het uiteindelijke bier maar ook van het rendement van de mout en de snelheid van filteren (commercieel zeer belangrijk). In dit artikel wordt ingegaan op alle aspecten verbonden aan het filteren, daarbij is in ruime mate aandacht besteed aan de nieuwste inzichten op dit gebied en de mogelijkheden van een amateur-bierbrouwer. Wijze van werkenVeel amateur-bierbrouwers hebben problemen met het goed uitvoeren van het filtreerproces; ze krijgen het wort niet helder gefilterd of de filtering verloopt maar zeer langzaam. Het beste verloopt de filtering door de volgende zaken in de gaten te houden. SpoelenIn de filterlaag blijft na het uit laten lopen van het wort een grote hoeveelheid wort achter in de ruimtes tussen de resten van de moutbestanddelen. Om dit wort te kunnen winnen moeten we de bostel spoelen met heet water. Net zoals op het filteren van het hoofdwort moeten we op een aantal dingen letten. Temperatuur spoelwaterHet spoelwater dient een temperatuur te hebben van 80C, waardoor de meest optimale temperatuur voor het filteren gehandhaafd blijft. Er zijn amateur-bierbrouwers die kokend water gebruiken voor het filteren. Door de te hoge temperatuur logen meer looi-, kleur- en bitterstoffen uit en wordt het enzym alfa-amylase volledig geïnactiveerd. Een te lage temperatuur heeft tot gevolg dat de filterlaag afkoelt waardoor het wort viskeuzer wordt en de filtering bemoeilijkt wordt. Aanzuren spoelwaterVerder is de pH-waarde van het spoelwater van belang. Wanneer we leidingwater verwarmen stijgt de pH-waarde van het water door het ontwijken van de bicarbonaten uit het water in de vorm van koolzuurgas. Als het water rijk is aan bicarbonaten kan de stijging van de pH-waarde zeer aanzienlijk zijn. Bij gebruik van dergelijk spoelwater wordt de pH-waarde van de bostel hoger waardoor meer looi-, kleur- en bitterstoffen in het wort oplossen. Ook wordt de concentratie aan grotere eiwitmoleculen groter wat troebele bieren tot gevolg kan hebben. Om alles in goede banen te leiden dienen we het spoelwater aan te zuren tot een pH-waarde van 5,5. OxidatieOok bij het spoelen moeten we oppassen voor oxidatie. Sommige professionele brouwers maken het spoelwater kunstmatig zuurstofarm om oxidatie via het spoelwater volledig uit te bannen. Naar mijn idee hoeven we als amateur-bierbrouwer zeker niet zover te gaan. Wel moeten we oppassen dat we het spoelwater niet zomaar in de filtreerkuip laten kletteren. Benodigde hoeveelheid spoelwater Overgenomen van Deltabrouwers dec ‘98 |
|
Terug naar overzicht |
Prenylflavonoïden in hop en bier |
tww september 1999 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Prenylflavonoïden in hop en bierPeter Wester
Inleiding Dat hop gebruikt wordt tijdens het brouwproces om bitterheid en aroma aan bier te verschaffen is welbekend. Dat de research centra zich voornamelijk toegespitst hebben in het bestuderen van deze aspecten is dan ook niet verwonderlijk. Dat hop meer stoffen dan ‘slechts’ bitter- en aromastoffen bevatten is eveneens ook al langer bekend. Een voorbeeld hiervan zijn de zogenaamde tanninen of looistoffen die weer behoren tot de polyfenolen. Deze namen van stofgroepen komen regelmatig voor in artikelen over bierbrouwen, maar worden meestal omhuld door een wazige identiteit. Belangrijk is om te weten dat deze stofgroepen onder te verdelen zijn in vele individuele componenten. Tanninen of looistoffen is een grote groep van verbindingen die is onder te verdelen in hydrolyseerbare looistoffen (gallo- en ellagitanninen) en gecondenseerde looistoffen (proanthocyanidinen) [2]. Van de tanninen is bekend dat ze behulpzaam zijn in het neerslaan van eiwitten tijdens het kookproces [3]. De precieze functie van polyfenolen in het brouwproces is echter nog niet geheel begrepen [1]. Polyfenolen is dus een verzamelnaam voor vele stoffen waaronder ook de flavonoïden. De flavonoïden aanwezig in hop omvat flavonol glycosiden, gecondenseerde tanninen en de zogenaamde prenylflavonoïden, die in dit artikeltje de hoofdrol spelen. Prenylflavonoïden is dus een subgroep van de flavonoïden. Aan flavonoïden wordt meestal een wrange, bittere smaak toegekend. Fred Stevens deelde per e-mail mee dat over de smaak van prenylflavonoïden weinig bekend is. Zelf had hij een spatelpuntje van de meest voorkomende prenylflavonoïde in hop (xanthohumol) geproefd, maar kon slechts vaststellen dat het als pure stof weinig smaak had. Verder kon hij over de smaak van flavonoïden mededelen dat deze naast bitter ook zoet kan zijn (taxifoline-3-O-acetaat smaakt ca. 80 maal zoeter dan bietsuiker) [4]. Deze prenylflavonoïden hebben recentelijk aandacht gekregen vanwege het feit dat er o.a. potentiële anti-carcinogene-, oestrogene- en antimicrobische effecten aan worden toegeschreven [5,6]. Zo werd vastgesteld dat bepaalde hopcomponenten tumorgroei verminderde en vernietiging van de schadelijke stoffen die kanker veroorzaken, bevorderde [5,6]. Verder kan gemeld worden dat de prenylflavonoïden samen met de bitterzuren en de essentiële oliën uitgescheiden worden door de lupuline (hopmeel) producerende klieren. Er is in het algemeen echter weinig bekend over de opname van flavonoïden uit voedsel als we het hebben over welke en hoeveel. Voedselproducten zoals groente en fruit bevatten hoofdzakelijk andere flavonoïden dan prenylflavonoïden. Prenylflavonoïden worden gevonden in een beperkt aantal plantenfamilies, waarvan de Moraceae-Cannabinaceae (waaronder de hop!), Leguminosae en de Astraceae grofweg 80% van de ca. 1100 bekende prenylflavonoïden herbergen [1]. Alhoewel er een aantal voedselplanten behoren tot deze families, is er in de westerse wereld geen enkele die in aanmerking komt als een rijke voedselbron voor deze stoffen. Verder is er in de literatuur weinig meer bekend over bronnen van deze stoffen. De onderzoeksgroep van Fred Stevens, Nederlander met een postdoc aanstelling aan de Oregon State University, heeft eind 1998 gehalten aan prenylflavonoïden in bier en hop gepubliceerd. Doordat er voorheen weinig is gepubliceerd over voedselbronnen van deze stoffen, kan dit betekenen dat bier waarschijnlijk de belangrijkste bron hiervoor kan zijn. Dit betekent niet dat zij pleiten voor een verhoging van de bierconsumptie om deze stoffen binnen te krijgen. De groep van Stevens identificeerde en kwantificeerde in hop en bier zes prenylflavonoïden, te weten: xanthohumol, isoxanthohumol, desmethylxanthohumol, 6-prenylnaringenine, 8- prenylnaringenine en 6-geranylnaringenine. Ze identificeerden deze stoffen aan de hand van zuivere prenylflavonoïden die tot hun beschikking stonden [1]. De analyse De analyse werd uitgevoerd met een techniek die HPLC-MS-MS wordt genoemd. Dit staat voor High Performance Liquid Chromatography-Mass Spectrometry-Mass Spectrometry. Zo een analysesysteem is te beschouwen als een scheidingssysteem (HPLC) met een zeer geavanceerde detector (MS-MS). In combinatie is dit een zeer selectieve analysetechniek. Op een HPLC wordt als volgt een scheiding bewerkstelligd. In het systeem is een kolom opgenomen, voor te stellen als een buis van bijvoorbeeld 250 mm lang en een interne diameter van 4 mm. De kolom is gevuld met een bepaald materiaal waar de stoffen van interesse een verschillende wisselwerking mee hebben. Door deze kolom stroomt een vloeistofstroom, onder druk. Het extract wordt vervolgens d.m.v. een schakelkraan met vulloop in de vloeistofstroom meegenomen en zo op de kolom gebracht. Eenmaal op de kolom aangekomen, zullen de verschillende componenten door hun specifieke wisselwerking met het materiaal van de kolom, na elkaar van de kolom komen. Immers, de stoffen die liever in het oplosmiddel blijven en weinig affiniteit met het kolommateriaal hebben, zullen de kolom snel doorlopen en verlaten. De stoffen die meer affiniteit met het kolommateriaal hebben, zullen er langer over doen om de kolom te doorlopen. Een scheiding kan op deze manier bewerkstelligd worden. Nadat de componenten gescheiden van de HPLC-kolom afkomen, komen ze in de MS-MS-detector terecht. Het voert echter te ver om deze techniek hier uitgebreid te bespreken. In grote lijnen komt het erop neer dat op basis van verschillende massafragmenten (zijn geladen brokken van het molekuul) van de verschillende stoffen (is specifiek voor elke component), deze zeer specifiek gedetecteerd kunnen worden. De hopextracten werden verkregen door extractie in een ultrasoon trilbad met methanol. Het bier werd, eventueel verdund met water/ethanol 95/5 v/v, slechts ontgast voordat het in het analysesysteem werd gebracht. De monsters werden dus met de HPLC voorgescheiden en de met de MS-MS detector gedetecteerd. Resultaten De resultaten van de hopanalyses waren dat de hoofdcomponenten van de prenylflavonoïden xanthohumol en desmethylxanthohumol zijn. In de brouwketel blijken deze te worden omgezet tot resp. isoxanthohumol en 6- en 8-prenylnaringine. 6-geranylnaringine blijkt in zeer lage concentraties in hop voor te komen. Uit experimentele brouwsessies (265 liter bier met als doelstelling een bitterheid van 12 EBU; kooktijd 75 minuten; 172 gr Willamette oogst ’97; gist Wyeast 2035) bleek dat de totaal aanwezige xanthohumol voor ca. 30% uiteindelijk in het gelagerde bier werd teruggevonden [7]. Xanthohumol uit de bitterhop werd voor 98% teruggevonden als isoxanthohumol [7]. ‘Verliesposten’ voor het rendement waren onvolledige extractie, uitvlokken door eiwitten zowel in de zogenaamde ‘hot’ als ‘cold break’ en hechting aan gist [7]. Dit alles lijkt sterk op het verklaren van het rendement aan iso-alfazuur uit alfazuur [8]. In tabel 1 staan een aantal hopsoorten met hun alfa- en betazuur- en xanthohumol gehalten als percentages van het drooggewicht. Deze meetwaarden zijn van Gail Nickerson en beschikbaar gesteld door Fred Stevens. Uit tabel 1 blijkt dat ca. 80% van de hopsoorten minder dan 0.6% xanthohumol op drooggewicht bevatten. Hänsel en Schultz hebben het xanthohumolgehalte gedurende opslag bepaald en vonden een vermindering van 0.5% naar 0.09% op drooggewicht in het vierde jaar [9]. De opslag condities waaronder de hop is bewaard zijn echter niet vermeld in het artikel [9]. Tabel 1: diverse hopsoorten met % alfazuur, betazuur en xanthohumol op drooggewicht (bron: Gail Nickerson).
De resultaten van de analyses van 15 onderzochte commerciële bieren waren, dat er een correlatie gevonden werd met de hoeveelheid gebruikte hop en de concentraties van de prenylflavonoïden. Dit voldeed aan de verwachtingen. De componenten met de hoogste concentraties waren isoxanthohumol en xanthohumol. Isoxanthohumol ontstaat tijdens de kookfase van het gehopte wort uit xanthohumol. Dit is analoog aan de isomerisatiereactie van alfazuur tot iso-alfazuur, de belangrijkste bitterstof in bier. De verhouding xanthohumol/isoxanthohumol geeft dan ook een indicatie hoe lang de hop heeft meegekookt. De halfwaardetijd van de isomerisatie van xanthohumol naar isoxanthohumol in kokend water met 10% sucrose en een pH=5.4 bedroeg 30 minuten [7]. De hoogste concentratie isoxanthohumol werd gevonden in een US strong ale met een gehalte van 3.4 mg/l bier [1]. Opmerkelijk was een pilsner die deze zes stoffen niet bevatte, althans concentraties bevatte lager dan de detectiegrens. Dit zou een indicatie kunnen zijn dat de brouwerij een hopextract gebruikt heeft dat gewonnen is d.m.v. extractie met superkritisch koolzuur. Eerdere experimenten hebben reeds uitgewezen dat deze extractiemethode ca. 1% extractie-efficiëntie heeft voor prenylflavonoïden. Het gebruik van hopextracten, al dan niet extra bewerkt, is vandaag de dag vrij gebruikelijk in de grote commerciële brouwerijen [10]. Zeer recentelijk is nog een zevende prenylflavonoïde gevonden in een aantal Amerikaanse hopsoorten. Deze stof werd xanthogalenol genoemd naar de soort Galena, waaruit het geïsoleerd werd. Conclusie Dit verhaal maakt duidelijk dat het ‘ontrafelen’ van het complexe mengsel bier nog steeds verder gaat. Het identificeren van deze prenylflavonoïden met hun potentiële anti-carcinogene eigenschappen zijn daar een voorbeeld van. Door het aantonen van deze stoffen in hop en bier, zou hop weleens voor andere doeleinden gekweekt kunnen worden dan alleen voor het verzorgen van bitterheid en aroma in bier. Het isoleren van deze stoffen uit hop om het geconcentreerd te kunnen toedienen als medicijn, zou tot de mogelijkheden behoren. Ook kunnen er door het meten van deze prenylflavonoïden meer parameters in het brouwproces achterhaald worden, zoals gebruik van bepaalde soorten hopextract en lange of korte kooktijd van de hop. Ter besluit toch de opmerking dat wat er ook allemaal in bier aangetroffen wordt geanalyseerd met welke analysemethode dan ook, het uiteindelijk toch de persoonlijke sensorische sensatie is, die bepalend is of een bier als aangenaam beschouwd wordt. Op Uw gezondheid! © 1999 Peter Wester Referenties
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Terug naar overzicht |
Hop, een onmisbaar ingrediënt |
tww september 1999 |
Door: Jan Wurpel | |
’Hop’, een onmisbaar ingrediëntInleiding. Als we ons eigen bier brouwen gebruiken we tijdens het brouwproces meestal een hoeveelheid hop. Ook binnen de professionele brouwwereld is hop een onmisbaar ingrediënt. Het gebruik van hop in de bereiding van ons bier heeft een tweeledig doel, te weten:
De hop, als smaakmaker, levert op haar beurt weer twee smaakbepalende karakteristieken op. De eerste voortgebrachte smaak is de bitterheid, waarvoor de ’alfahopbitterzuren ’ en de ’betahopbitterzuren ’ verantwoordelijk zijn. De naam zuur moet men niet al te letterlijk nemen als smaakgewaarwording, maar geeft qua samenstelling de chemische indeling weer. De alfabitterzuren vormen tijdens het koken de isoalfabitterzuren, die het bier een bepaalde bitterheid geven. De betabitterzuren vormen een deel van de stoffen welke bijdragen aan de conserverende werking van de hop. Ten tweede bevinden zich in de hop nog stoffen welke het bier een aromatische smaak geven. Deze stoffen zijn de z.g. vluchtige oliën. Voorts bevinden zich in het hop nog looistoffen welke in staat zijn om eiwitten in het bier te laten neerslaan, zodat het bier makkelijker helder wordt (beter klaart). Alvorens op de soorten hop, hun karakteristieke bestanddelen en hun werking in te gaan, zullen we eerst even stilstaan bij de geschiedenis, de ontdekking van het gebruik bij de bereiding van het bier en de botanische beschrijving. Een kort samengevatte geschiedenis De hopplant was al bekend in de oudheid en werd door de klassieke auteurs beschreven. Plinius Secundus (23-79 na Chr.) noemt de hop Lupulus Salictarius. In deze naam is niets te ondekken wat ook maar op de naam hop zou kunnen duiden. Lupulus betekent in het Latijn ’wolfje en Salictarius is afgeleid van Salix, wat de Latijnse benaming is voor wilg. De in het wild groeiende plant slingert zich immers om wilgen, elzen en ander hakhout en wurgt deze zoals een wolf dat bij een prooi doet. Hop wordt dus in het Latijn figuratief voorgesteld als wurgend wilgenwolfje. In de oudheid was de hopplant al bekend en werd toegepast in de geneeskunde. Uit de oudheid is bekend dat de joden in Babylon dranken maakten waarin hop verwerkt was, die hen beschermden tegen lepra. Ook de hopscheuten golden in die tijd als een delicatesse en werden toegepast in de bereiding van salades. Echter de volkeren rond de Middellandse Zee dronken veelal wijn en geen bier, zodat de toepassing van hop bij het brouwen van bier niet vanuit die streken afkomstig is. Het zijn waarschijnlijk de mensen geweest die vanuit Babylonië naar centraal Europa trokken die de kennis over hop hebben meegenomen. De eerste verwijzing naar gekweekte hop binnen Europa is de vermelding van een hoptuin in het Hallertaudistrict en dateert uit 736 na Chr. In 1097 wordt er voor het eerst melding gemaakt van het gebruik van hop bij de bereiding van bier. In een oorkonde uit dat jaar van het benedictijnenklooster Freisinger nabij Meichelbach, in de buurt van München, wordt melding gemaakt van een hoptuin. Deze kloosterbrouwerij in Beieren is door de eeuwen heen befaamd en beroemd geweest om de voortdurende verbetering van de brouwtechnieken. Met de aldaar aanwezige kennis van allerlei kruiden werd hier voor het eerst geëxperimenteerd met het toepassen van hop in het bier. Hoe de naam hop ontstaan is, is niet geheel duidelijk. In Duitse geschriften rond de middeleeuwen komt men voor het eerst de naam ’hoppho’ tegen. Deze geschriften waren opgesteld door de heilige Hildegarde von Bingen. (1098 -1179). Deze kloostervrouw heeft zich het grootste deel van haar leven bezig gehouden met allerlei kruiden en planten. Zij was het die het gebruik van hop propageerde. Haar geschriften over biologie noemen het gebruik van hop en essenblad in bier (en hennep als middel tegen hoofdpijn). In latere Duitse geschriften wordt ’hopphe’ geschreven als ’hoppe’. Het zou een afleiding zijn van het Duitse woord ’Heben’, omdat de plant met haar windende en klimmende stengels zich ver boven de grond verheft. Voorts is de hop door de eeuwen heen bekend geraakt om haar kalmerende werking. Die is toe te schrijven aan een scheikundige verbinding uit de bitterstoffen humulon en lupulon. Voor die tijd brouwde men bier met allerlei andere toevoegingen, zoals kruiden en planten. Gagel, jeneverbessen, slangekruid, koreander, duizendblad, engelwortel, brandnetels en brandnetelzaad zijn hier voorbeelden van. Veelal werd er een bepaalde combinatie gebruikt van bepaalde kruiden en hars en stonden in onze streken bekend onder de naam Gruyt. Uit oude optekeningen is b.v het zwearcruyt omschreven als een combinatie van slangekruid, vruchten van de laurier en hars. Volgens de inzichten uit die tijd hadden deze kruiden en planten een sterk negatieve invloed op het gedrag van de bierdrinkende bevolking. Het bracht de mensen in een roes, en vooral op mannen hadden zulke toevoegingen een sterke uitwerking op hun seksueel gedrag. Mannen raakten er opgewonden van! De fytochemie ofwel de scheikunde van de planten heeft veel later de verantwoordelijke verbindingen hiervoor kunnen identificeren. Herhaaldelijk werd het gebruik van deze toevoegingen door de kerkelijke en wereldlijke overheden uit die tijd veroordeeld. Via het klooster in Bingen is het gebruik van hop in het bier een lange weg gevolgd naar andere streken richting Noord-West Europa. Maar het heeft toch nog zes eeuwen geduurd voordat de toepassing van hop in het bier in deze streken algemeen toepassing vond. Het waren diezelfde kerkelijke en wereldse overheden die het recht op gebruik van gruyt beheerden. Zij bepaalden wie deze gruyt mocht verkopen en in welke hoeveelheden. De naam gruyter is hiervan afkomstig. Via de gruyters inden deze rechthebbenden allerlei belastingen. Zij zagen de hop als een bedreiging voor hun invloed en inkomsten, zodat er allerlei obstakels werden verzonnen op het gebruik van hop ten gunste van gruyt. In Keulen liepen een aantal brouwers naar de aartsbisschop die monopolistische rechten had t.a.v. gruyt, met het verzoek om over te mogen gaan op het gebruik van hop. Maar ondanks al deze opgeworpen obstakels kon niet voorkomen worden dat de toepassing van hop zich in deze regio snel verspreidde. Het bier smaakte beter, was langer houdbaar en daardoor ook transportabel en zelfs te exporteren. En zo ontstond er een een nieuwe tak in deze nijverheid ten koste van de kroeg en thuisbrouwers. Het bier kon nu in grotere hoeveelheden worden gebrouwen en de handel op grotere schaal bedreven. In die tijd is het Duitse type lagerbier ontstaan. Bij ons in de lage landen kwam men pas in de 14e eeuw in contact met het gehopte bier, In die tijd maakt de bevolking van de lage landen voor het eerst kennis met dit bier. Via de Noord-Duitse Hanzesteden exporteerde men vanuit Hamburg, Lübeck, Rostock en Bremen dit gehopte bier naar onze streken, alwaar dit bier spoedig aan populariteit won ten koste van het toenmalige inheemse gruytbier. Men heeft de consumptie van gehopt bier nog een tijd kunnen tegenhouden door in onze streken flinke belastingen op de import te heffen, maar dat kon op den duur toch niet voorkomen dat de Hollandse en Vlaamse bevolking massaal overging op dit nieuwe type bier. Ook in onze streken werd overgegaan op het brouwen van gehopt bier en zo ontwikkelde men het Hollandse bier. Toen het gehopte bier de lage landen overwonnen had waren de Engelsen aan de beurt. Zij ontdekten in de 15e eeuw, tijdens militaire acties in de lage landen, het Hollandse bier. Ten nadele van hun traditionele, met gruyt gebrouwen, ales werd een bier ontwikkeld met een Hollandse smaak. In die tijd werden ook de eerste hopscheuten in Engelse bodem geplant, waarbij de Engelse hopcultuur een aanvang maakte. Er waren in die tijd twee stromingen met aanhangers van traditioneel ale en gehopt bier. Zoals een goed Engels gebruik hebben voor en tegenstanders van het nieuwe bier een eeuw gedebatteerd over het gebruik van hop. Via Engeland is de hop uiteindelijk in gebruik geraakt in Amerika, waarbij men eerst nog een tijd de hop vanuit Engeland verscheepte. Later, omstreeks 1800 werd de hop ook in dit werelddeel geplant en onstonden er hopculturen in de staten Massechusetts, Calitornië en New York. Het is sinds 1994 dat de Verenigde Staten de grootste hopproducent van de wereld is geworden en de eerste plaats van Duitsland hiermee heeft overgenomen. Vooral de staten Oregon en Washington zijn thans de meest hopproducerende gewesten ter wereld. Hierbij moet ook nog eens in ogenschouw genomen worden dat de Amerikaanse hoprassen veel meer alfabitterzuur produceren en er dus qua gewicht minder van nodig is. In de twintigste eeuw is er veel geëxperimenteerd met het selecteren en kruisen van diverse soorten hop, waardoor er nieuwe variëteiten ontstonden, die een beter rendement leverden. Botanische beschrijving Botanisch behoort de hop tot de familie van de ’Cannabinaceae’ ofwel de hennepfamilie en heeft de gedaante van een slingerplant. De soort humulus kent twee soorten. De overblijvende Humulus lupulus en de eenjarige Japanse hop, Humulus japonicus. Alle gecultiveerde hoprassen behoren tot de overblijvende soort lupulus. Deze is weer onder te verdelen in 5 hoofdsoorten. De Japanse hop, welke uit zaad groeit, is een eenjarige decoratieve plant en heeft geen enkele waarde voor het brouwen van bier. De hopplant gedijt het best op vochtige leemachtige grond en is stikstof- en warmteminnend. In het wild komt men de hop het meest tegen in bossen of op de rand daarvan, vooral elzenbroek en tussen kreupelhout. De plant heeft een diepgaand en uitgebreid wortelstelsel. Uit de wortelstok ontspringen in het voorjaar bovengrondse, rechtswindende en stijf behaarde stengels die voor de winter weer afsterven. De stengel is knobbelig en ruw. De bladeren zijn drie- of vijflobbig en zijn laag gesteeld. Verder is de hopplant tweehuizig. Dat wil zeggen, dat er planten zijn met mannelijke bloemen en planten met vrouwelijke bloemen. De meeste hopsoorten hebben plantencellen met 20 chromosomen, twee setjes van 10. Meerhuizige planten, bestaande uit meerdere setjes van 10 chromosomen per plantencel, herbergen soms beide seksen in een plant en zijn in staat zichzelf te bestuiven. De bepaling van de sekse van de hopplant kan in een enkel geval pas het eerste jaar bepaald worden, als deze vrucht draagt. De mannelijke bloeiwijzen of meeldraadbloemen hangen in wijdvertakte trossen. De vrouwelijke bloeiwijzen of de stamperbloemen zijn verenigd tot katjes. Deze groeien later uit tot eivormige vruchtkegels ofwel hopbellen. De hopbel is in wezen een verzameling van verschillende hopbloemen, welke concentrisch om een geleed stammetje groeien en afgedekt zijn door schubben of schutblaadjes. De schutblaadjes zijn dakpansgewijs gegroepeerd. Elke schub van de hopbel komt overeen met een bloem. De vrouwelijke bloem of stamper is zeer klein. Ze heeft de vorm van een beker en draagt twee lange stempels. Bekijken we de schutblaadjes bij de basis onder een microscoop, dan zien we allemaal schaaltjes met klierhaartjes waarin zich een geel poeder bevindt. Dit stof is de actieve stof ’lupuline’. In de schubben van de kegel zijn er voornamelijk ’looistoffen’ aanwezig. Als ze genoeg steun kan vinden kan de hopplant gemakkelijk drie tot vier meter hoog worden. De gecultiveerde hop De teelt van hop. De gecultiveerde kwaliteitshop, welke haar toepassing vindt bij het brouwen van bier, wordt door de mens verbouwd op hoppercelen en wordt voornamelijk geproduceerd in gewesten met een warm en relatief droog klimaat met veel zon, zoals b.v. in centraal Europa, de Verenigde Staten en tegenwoordig ook in Australië en Azië. Gok in gematigde en nattere streken wordt hop gekweekt, zoals in de omgeving van Poperinge in België en Kent in Engeland. De kwaliteit van de hop hangt in hoge mate af van de aard en de structuur van de bodem. Voorwaarden zijn: een humusrijke en voldoende kalkrijke grond met een niet al te vochtige en goed doordringbare ondergrond. Zand-leemstreken voldoen hieraan het best. Voor de brouwwereld zijn alleen de vrouwelijke bloemen, verenigd in een hopbel, interessant. Mannelijke planten worden in de buurt van vrouwelijke planten geweerd. Dit voorkomt zaadvorming welke tot nutteloze gewichtsvermeerdering leidt en afbreuk doet aan de kwaliteit. Alleen sommige Engelse brouwerijen verwerken nog, door mannelijke bloemen, bevruchte hop in hun Ale. Volgens hen heeft dat een positieve invloed op het aroma van de ales en maakt het minder bitter. Tegenwoordig teelt men de hop op z.g. draadvelden. Hierop staan staanders welke horizontaal bespannen worden met ijzerdraad, waartegen de hop groeit en klimt. De aanleg geschiedt door goed gewortelde scheuten in geprepareerde plantgaten te leggen. De jonge scheuten zullen zich in de loop der jaren ontwikkelen tot een stevig wortelblok. Hierop ontstaan bij het ontluiken van de lente weer nieuwe scheuten die men ’hoppekeesten’ noemt. Daarna volgt er een uitdunning tot meestal 3 à 6 scheuten om de meest vruchtbare scheuten de beste ontwikkelingskans te geven. ! n de hopteelt noemt men het jaar waarin men de planten plant en laat groeien het ’inlegjaar’. Het jaar waarbij een oogst gehaald wordt van ongeveer 75% noemt men het ’rozenjaar’ en het jaar waarbij de volle 100 % gehaald wordt, het ’bruidsjaar’. Een geteelde hopplant gebruikt men ongeveer 20 jaar. Het onderhouden van een hopperceel is een precies en intensief werk. Er zijn vele ziekten en ongedierten die de hopplant telkens bedreigen. Voorbeelden van bedreigende dieren en andere organismen zijn: aardvlooien, bladluis, rode spint, ritnaalden, larven van insecten, knaagdieren, schimmels en soorten meeldauw. Toegepaste bestrijdingsmiddelen zijn Bordeauxse pap, tegen schimmels, en nicotinepreparaten tegen bladluis. Vroeger werd ook nog arsenicum toegepast als bestrijdingsmiddel, maar tegenwoordig niet meer. Voorts moet nog opgemerkt worden dat klimatologische omstandigheden de kwaliteit van de hop beïnvloeden. Per jaar zijn deze omstandigheden anders en daarmee wisselt ook de kwaliteit en kwantiteit van de karakteristieke bestanddelen. Een indicatie wordt gegeven door het z.g. alfabitterzuurpercentage weer te geven van een bepaalde oogst per jaar. Koop nooit hop waarop deze waarde niet vermeld staat. Zo kun je bijvoorbeeld het ene jaar 20 gram van 7% nodig hebben, het volgend jaar is het alfabitterzuurpercentage b.v. 5,5%, zodat ongeveer 26 gram benodigd is om dezelfde werking te verkrijgen. Jan Wurpel. |
|
Terug naar overzicht |