Artikelen
2 artikelen uit het clubblad van Mei 2000
Terug naar overzicht | |
Van hop en bier 2 |
tww mei 2000 |
Van hop en bier 2 Ingezonden aanvulling op ons meinummer (door Hans Aikema van Noord-Hollandse Bierkring "De Herrezen Pauw") In 't Wort Wat nr. 5 mei 2000 las ik het interessante verhaal van Herman Vermeire over hop. Alleen over de inleiding heb ik een opmerking. Hij zegt dat de hop geen familie van de hennep is. Ik dacht van wel en zocht het op in de " Geïllustreerde Flora van Nederland". 21ste druk uit 1965. Het kan natuurlijk zijn dat er een andere (verbeterde) versie van deze Flora bestaat. Er staat bij Brandnetelfamilie (Urticaceeën): Behalve de Brandnetels zelf, en het Glaskruid, zijn onder deze familie ook onder dak gebracht Hop en Hennep, Moerbei en Vijgenboom, die meestal tot drie afzonderlijke families worden gerekend (Cannbinaceeën, Moraceeën, Artocarpaceeën). Bij Geslacht: Hop, Humulus wordt vermeld: De plant slingert, vooral om wilgen en elzen en in allerlei hakhout; rechtswindend. De vasthechting geschiedt door fijne, tweepuntige haakjes. Fraai handspletig blad; de steunblaadjes van 2 tegenover elkaar staande bladen samengegroeid. Tweehuizig, meeldraad- en stamperbloemen op verschillende planten. De meeldraadbloemen hangen in lange, wijdvertakte trossen. De stamperbloemen zijn verenigd tot bolletjes, later uitgroeiend tot de bekende hopbellen: eironde, ca. 3 cm lange groene bollen. Klimt aan stokken; in bomen tot in de toppen. In vochtige bossen en bosranden, Juli-Aug. De kliertjes op de schubben bevatten een bittere, olieachtige stof. Om deze stof wordt de hop gekweekt (in ons land thans -dus 1965- zo goed als niet meer); ze dient om smaak aan 't bier te geven. Ook werden hopbellen als tabakssurrogaat* gebruikt. Inde regel kweekt men alleen de vrouwelijke planten van een ras, dat grote hopbellen vormt zonder rijp zaad in de vruchtjes. |
|
Terug naar overzicht |
Stalen schuimkraag |
tww mei 2000 |
Door: Johannes van Bentum | |
Stalen schuimkraag Eet chips, draag lipstick - dit schuim kan een stootje hebben
"De basis van alle schuim is het gen LTP1" vertelt Ulf Stahl van de Technische Universiteit van Berlijn. Het eiwit waarvoor het gen codeert, lost gemakkelijk op in vet, maar houdt eigenlijk niet van water. Bij het maischen wordt het eiwit geforceerd in water opgelost. Het ontsnapt weer door een dunne film te vormen rond de belletjes kooldioxide die bij het inschenken in het bier opstijgen. De ingepakte gasbelletjes verzamelen zich aan de oppervlakte van het bier en vormen daar de schuimkraag. "Vet is de natuurlijke vijand van het schuim", zegt John Hammond van Brewing Research International in Surrey, doordat de eiwitten uit de jas van de gasbelletjes zich niet langer rond het koolzuurgas spannen, maar direct in het vet kruipen. En daar is maar een minuscuul spatje vet voor nodig. Dat is de reden waarom bierglazen in een kroeg absoluut vetvrij moeten zijn. Een groot probleem voor brouwers is dat de hoeveelheden LPT1 in de verschillende soorten gerst sterk verschilt. "De gerstkorrels bevatten na een droge zomer meer van het eiwit dan gerst uit natte jaren", vertelt Stahl. Dus heeft de Duitse wetenschapper het LPT1-gen ingebracht in biergist. De genetisch gemanipuleerde gist scheidt zoveel van het schuimeiwit uit dat het niet meer uitmaakt of het een droge of een natte zomer is geweest. Stahl wil deze herfst zijn eerste gen-biertje brouwen. Voorlopig komt het bier niet op de markt. Daarvoor is de weerstand tegen producten met genetisch gemodificeerde ingrediënten onder Duitse consumenten te groot. " Maar officieus zijn de brouwers zeer geïnteresseerd", verteld de onderzoekers. Vertaling Johannes van Bentum |
|
Terug naar overzicht |