Artikelen
3 artikelen uit het clubblad van Augustus 2000
Terug naar overzicht | |
Guinness Draught |
tww augustus 2000 |
Door: Theo van de Voorde | |
Guinness Draught Geschreven door Amahl Turczyn in Zymurgy Volume 23 nr.2 (maart/april 2000)
Dus waarom zou je thuis niet je eigen versie ervan gaan maken? Wel, dat is een grotere uitdaging dan je zou denken, maar toch kun je een redelijke goede imitatie maken. De stijl is misleidend - er zijn vier factoren die in acht genomen moeten worden om het bier goed te laten gelijken. Ten eerste: geroosterde gerst. Geen Chocolade mout, geen Zwarte mout, maar geroosterde gerst, en wees er niet te royaal mee: het bier moet licht en droog zijn zonder de branderige smaak die veel zware Amerikaanse stouts kenmerkt. Ten tweede: gerstvlokken. Je gaat een licht bier maken maar je wilt het wel een schuimlaag geven die het bier bedekt als een matras, tot aan de bodem van het glas toe en ringen achterlatend bij ieder teug die je neemt. Daarom is een flinke hoeveelheid gerstvlokken vereist. Ten derde: geen aromahop. Je wilt een droog bier en veel droogheid komt door de geroosterde gerst, maar de klassieke Guinness heeft een stevige bitterheid van rond de 45 EBU. Één of twee vroege hoptoevoegingen doen het meest recht aan de stijl. De laatste factor is het soortelijk gewicht: begin laag (10140) en eindig laag (1010). Hou de maischtemperatuur constant op 66 °C. en gebruik een gist die ver doorgist: Ierse stout soorten (Wyeast) zijn goed en ook de American Ale gisten voldoen goed. Merk op dat er hier geen Kristalmout wordt genoemd! Brouwers denken vaak dat het niet toevoegen van wat Kristalmout een soort zonde is, maar je moet die neiging onderdrukken bij het maken van een droge stout. Hou je aan de drie traditionele ingrediënten in de graanlijst, nl. tweerij-ige Pale mout, gerstvlokken en geroosterde gerst en alles komt goed, geloof me. (Ahmal Turczyn is een regelmatige schrijver voor Zymurgy) Dan is er nog de presentatie. Guinness gebruikt bij zijn taps stikstof om het bier, wat een laag koolzuurgehalte heeft, met hoge druk door een plaatje met minuscule gaatjes te persen. Dit veroorzaakt het vrijkomen van het opgeloste gas in zeer kleine belletjes, die op hun beurt een de klassieke, stevige en romige schuimlaag vormen. De schrijver geeft vervolgens een beschrijving hoe je dit effect kunt krijgen wanneer je het bier uit een drukvat (Cornelius keg) tapt. Het lijkt mij zinvoller om mijn eigen ervaring weer te geven met betrekking tot het krijgen van een dergelijke schuimkraag als je het bier in flesjes gebotteld hebt. In de eerste plaats moet je ervoor zorgen dat het bier niet al te veel koolzuur bevat, in dat geval worden de belletjes te groot. Dus in plaats van de gebruikelijke 8 of 9 gram per liter maar bijv. 6 gram per liter toevoegen bij het bottelen. E.e.a. is natuurlijk ook afhankelijk of er al wat koolzuur in het bier zit tijdens het bottelen. Dan het inschenken, dat bepaalt ook in grote mate of je de gewenste schuimkraag krijgt. Neem in de eerste plaats een voldoende groot glas, giet hier vervolgens ongeveer een derde van het flesje op een rustige manier in en dan komt het: giet de rest van het bier in een heel dun straaltje in het glas leeg. Op deze manier krijg je de gewenste schuimkraag bestaande uit hele kleine belletjes. Je ziet dan ook dat de kleur van het schuim verandert van lichtbruin in naar crèmig-wit. Ik heb het hier beschreven recept zelf gebrouwen en ben zeer verrast van het resultaat, ik heb inderdaad een heerlijke stout gemaakt zonder de branderige smaak die je krijgt wanneer je zwarte mout gebruikt. De geroosterde gerst heb ik een keer gekocht in Amerika toen ik daar een bierbrouwwinkel bezocht. In Nederland en België heb ik het nog nooit gezien, misschien dat Farma Import het wil gaan verkopen als er meer vraag naar komt. Mouterij Weyermann uit Duitsland maakt het en Farma verkoopt ook hun mouten, dus…… Theo van de Voorde |
|
Terug naar overzicht |
Nog meer koper in bier |
tww augustus 2000 |
Nog meer koper in bier
Onafhankelijk van elkaar In Proost nr. 13 jan./feb. 1996 waarschuwde Ad Schoenmakers voor het gebruik van koper bij het brouwen van bier (2). In het vorige nummer van dit blad heb ik aangegeven waarom ik van mening ben dat de gezondheidsrisico's beperkt zijn (3). Kook geen voedsel in koperen pannen Jeff begint de discussie in de Homebrew Digest door een passage aan te halen uit een kookboek geschreven door Harold Mcgee. Vrij vertaalt lijdt deze passage als volgt:
Het antwoord van John J. Palmer Het aardige van de Homebrew Digest is dat je antwoorden op vragen kan krijgen van zeer ervaren amateur-bierbrouwers die ook nog kennis kunnen inbrengen vanuit hun professie. Een van die mensen is John J. Palmer. John is een metaaldeskundige en heeft al heel wat interessante artikelen geschreven over metalen in relatie tot het brouwen. Al met al is John van oordeel dat koper en bier goed samen gaan. Een kritische noot Naar aanleiding van de bijdrage van John J. Palmer aan de Homebrew Digest plaatste Kelly Jones een kritische noot (7). Hij neemt met het kundige oordeel van John geen genoegen en vraagt of een deelnemer aan de Homebrew Digest feitelijke gegevens heeft over koperconcentraties is wort en bier. Naar zijn idee bestaat er misschien wel een zesde mogelijkheid namelijk dat koper in bier een gezondheidsprobleem is maar dat dit eenvoudig weg door de brouwers ontkend wordt. De harde gegevens Het verlossende antwoord komt van A.J. deLange (8 en 9). Hij heeft de volgende gegevens op een rijtje gezet:
Conclusie De discussie in de Homebrew Digest bevestigt de conclusie die ik reeds getrokken had in Proost nr. 14. Koper is veilig om mee te brouwen als je maar geen koperen gistingsvaten gebruikt of koperen voorwerpen met het gistende bier in aanraking brengt. Er is dus geen enkele reden om bang te zijn voor kopervergiftiging als je een koperen wortverzamelpijp gebruikt. Referenties
Jacques Bertens |
|
Terug naar overzicht |
Verslag van cursus de Microbiologische technieken |
tww augustus 2000 |
Door: Herman Holtrop | |
Verslag van cursus de Microbiologische technieken
De cursus was in eerste instantie bedoeld voor leden, maar in geval van ruimte stond e.e.a. ook open voor inschrijving door anderen. Nu kweek ik zelf al jaren mijn eigen gist op uit het depot van flesjes (zie ook clubblad 5-99), maar ik wilde het ook wel eens op de ‘nette’ manier proberen. Yme v/d Meer kan je helpen aan een Nederlandstalige beschrijving van het gistopkweek proces, geschreven door Pierre Rajotte. En vertaald door een lid van de Roerstok. Dit boekwerk moedigde mij echter niet direct aan het zelf te proberen. Afijn, ik heb dus maar een mailtje gestuurd aan Rob Lobel (penningmeester van Triple X) en kreeg als respons dat ik welkom was. De kosten van het hele gebeuren waren slechts 75,=. Waarom slechts? Inbegrepen was het volgende cursusmateriaal :
De cursus werd gegeven in Nijmegen en er waren naast de twee docenten zo’n 20 cursisten. Zoals elke goede cursus werd hier ook begonnen met de theorie. Ik zal niet het hele gistopkweekproces hier gaan beschrijven maar zal wel even kort e.e.a. uit de doeken doen. Na de theorie volgde een korte video over het in een gesloten systeem opkweken van gist (dit lukt eigenlijk alleen in een lab), waarna werd overgegaan tot het echte werk. Kort samengevat komt dit neer op het volgende:
Bij de stappen 2 en 3 ben je flink aan het goochelen met vuur, dopjes, entnaald etc, wellicht ook iets voor de Hans Kazans onder ons? Ad 1. Kweekmedia aanmaken Allereerst werd er kweekvloeistof (media) aangemaakt en gesteriliseerd. De vloeistof die voor het opkweken wordt gebruikt is, niet verwonderlijk, wort. De wort wordt verdund en gemengd met agar. Dit agar is te verkrijgen bij de Toko en is een product vervaardigt uit zeewier, ook wel gebruikt om gelatinepudding van te maken. Het wort-agar mengsel wordt 20 minuten in een autoclaaf (snelkookpan werkt hetzelfde) gesteriliseerd bij 121oC. Dit zelfde geldt voor de reageerbuizen en andere flessen. Om steriel te kunnen werken heb je niet alleen steriele spullen nodig, maar ook een zo steriel mogelijke omgeving. Hiertoe werden bunsenbranders en hobbybranders ingezet. Zolang je werkt in de buurt van de vlam en de materialen hier ook even mee behandeld blijft e.e.a. steriel. De warmte van de vlam zorgt er namelijk voor dat de lucht opstijgt en er dus geen stofjes e.d. neerdalen. Indien je werkoppervlak al droog en op het oog schoon is, ga er dan zeker niet met een doek overheen (je wilt niet weten wat er al niet in zo’n doek kan zitten). Ad 2. Platen en buizen gieten De enigszins afgekoelde wort-agar mix moet nu worden verdeeld over de petrischaaltjes en reageerbuizen. Tijdens het steriliseren is de fles overigens afgesloten met een wattenprop en zilverpapier. Zodra de vloeistof zo’n 45oC bedraagt wordt deze goed gemengd en gegoten worden over de plaat. Het kleinste dekseltje wordt gegoten en na stolling op de kop bewaard. Dit voorkomt het druppelen van condens in de plaat. Voordat je kan gieten moet je in de buurt van de vlam werken. Open de fles met vloeistof en haal de hals kort door de vlam. Pak met je andere hand de deksel van de schaal en giet een bodempje. Na het gieten de deksel terug plaatsen en de hals van de fles weer door de vlam halen voordat je de prop watten (die je de hele tijd met je pink hebt vastgehouden!) weer in de hals doet. Het gieten van een reageerbuis (het resultaat heet ‘schuine buis’) gaat op dezelfde manier, zij het met nog meer gegoochel. Je moet hier namelijk met je andere pink ook een dop (v/d reageerbuis) vasthouden waarbij je de reageerbuis in de vlam steriliseert. De buisjes worden enigszins schuin bewaard en bevatten slechts een bodempje vloeistof (schuin gehouden ± 2 cm dik). Na afkoelen stolt de vloeistof en kan de gist aangebracht worden. Ad 3. Gist enten Vanuit een medium met gist (fles gistend wort, actief plaatsje of buis) wordt met de öse een monster genomen en uitgestreken op de plaat of schuine buis. Ook hier weer veel werken met de vlam, de öse zelf laten gloeien in de vlam, vervolgens koelen in de gestolde agar van een plaatje met gist en vervolgens een beetje gist pakken en deze uitstrijken op de nieuwe plaat. Na steriliseren kan je alles direct weer afsluiten. Na enkele dagen zul je de gist actief zien worden. Bewaard in de koelkast kun je gist zo een half jaar actief houden, hierna moet je nieuwe platen maken door ze te ‘over-enten’. Ook kun je met deze methode een reincultuur kweken. Bacteriën zijn door hun kleur herkenbaar. Een schone gistcel kan gekozen worden en dienen als basis voor een nieuwe plaat. Voor de cursus hebben we gist opgekweekt van ‘Jan van Gent’ (voor witbier en tarwetripel) een Scotch Ale en een poedergist (Ale). De laatste heb ik maar niet opgekweekt, ik vond de andere wat interessanter. Toekomst Ik ben zelf nog op zoek naar een geschikte snelkookpan, waarna ik het geleerde in de praktijk zal gaan brengen. Als de resultaten goed zijn is e.e.a. wellicht wel een leuke voedingsbron zijn voor de eerste TWW gistopkweekcursus, ik hoor wel of er interesse is voor zo’n fenomeen. Al met al vond ik het een hele leuke cursus, zo leer je ook na zo’n 12 jaar brouwen steeds weer iets bij. Hulde aan onze collega’s van Triple-W! Herman Holtrop |
|
Terug naar overzicht |