Artikelen
Eén artikel uit het clubblad van Oktober 2001
Terug naar overzicht | |
Bo(c)kbier wederom getapt. |
tww oktober 2001 |
Door: Nico van Dijk Amsterdam, 1 oktober 2001 De Nederlandse brouwers presenteren vandaag, volgens een oude traditie op de eerste maandag van de maand oktober, het nieuwe bokbier. Overal in Nederland is het seizoenbier weer op fles en op fust verkrijgbaar. Algemene kenmerken van het bokbier zijn:
Bo(c)kbier.Bokbier is één van de meest oorspronkelijke seizoenbieren die Nederland kent. Traditioneel wordt het in Nederland gebrouwen van de eerste oogst van de zomergerst, die in juli/augustus plaats vindt. Herkomst.Er doen in Europa zeer veel en evenzo aanvechtbare verhalen de ronde over de herkomst van het bokbier. Velen brengen het in verband met de bok (meestal van de geit maar soms ook wel van het hert) en dus voeren vele brouwerijen bij het presenteren van een bokbier een al dan niet levende bok ten tonele. Etymologen en serieuze biergeschiedkundigen hebben echter een meer plausibele verklaring. Volgens hun lezing stamt het bokbier uit de plaats Einbeck. Varianten.Het oorspronkelijke Einbecker bier was een bovengistend, donkergekleurd tarwebier. In de loop der jaren namen vele Europese brouwerijen het bier op in hun assortiment. Naast het donkere bokbier kwam er al snel een lichtgekleurd bokbier, dat echter wel hetzelfde alcoholgehalte had. Sedert het eind van de vorige eeuw is het bokbier een ondergistend bier geworden. In binnen- en buitenland wordt het door vele brouwerijen het gehele jaar door gebrouwen, of in bepaalde jaargetijden met een dienovereenkomstige benaming, zoals Meibock, Lentebok en Paasbok. Extra sterke bokbieren noemt men Dubbelbock of Eisbock. (Dubbelbock: dubbele hoeveelheid mout in de verhouding mout: beslagwater; Eisbock: door vriesdroging hogere eindvergisting en dus meer alcohol) Nederland.In Nederland worden door vele brouwerijen bokbieren gebrouwen volgens de ondergistende methode. Daarnaast vindt men ook Mei-, Lente-, Tarwe- en Dubbelbockbieren. Brouwproces.Het brouwproces van een bokbier in Nederland wijkt niet veel af van het brouwproces van b.v. een Pilsener bier. Wel gebruikt men andere ingrediënten en past men het totale proces op enkele punten ietwat aan. Hieronder wordt voor de liefhebber iets dieper ingegaan op de voor het bokbier specifieke proces. In de mouterij worden, afhankelijk van de moutmethode, belangrijke smaak- en kleurkenmerken aan de mout gegeven. Bij bokbier maakt men gebruik van licht- en donkergekleurde mout. Lichte mout wordt tijdens het moutproces verkregen door de natte groenmout te drogen (= eesten) bij een temperatuur lager dan 100 C. Donkere mout verkrijgt men door bij temperaturen hoger dan 100 C te eesten. De gebrande mout zal het uiteindelijke bier donker kleuren. Bij een hogere eesttemperatuur zullen ook de eiwitten meer klonteren, waardoor donkere bieren minder schuim houdend zijn dan lichtgekleurde bieren. Proeven.Algemeen.Het proeven van een bier doet men met drie organen, t.w. de ogen, de neus en de mond. Met de ogen kan men al veel herkennen. Uiteraard de kleur, maar ook de helderheid. Niet alle bieren hoeven helder te zijn; sommige tarwebieren (gueuze, weizenbier) zijn enigszins troebel. Ook het schuim zegt iets over het bier. Bieren met een hoog koolzuurgasgehalte hebben kleine schuimbellen; Britse ale-bieren daarentegen zeer grote of zeer weinig. Als het schuim te snel verdwijnt is het bier waarschijnlijk "dood", steenkoud of het glas is te vet. De kleur van het schuim kan iets zeggen over een kunstmatige kleuring van het bier of over de hoeveelheid hop die is toegevoegd. In principe dient het schuim wit te zijn. Na de ogen komt de neus aan de beurt. De normale reukstoffen, die een bier afscheidt, noemt men aroma. Bier is een produkt dat door zijn geur gelukkig zeer snel aangeeft wanneer het bedorven is. Overigens geeft een steenkoud bier geen reukstoffen af. Dus proef een bier altijd op de voor het biertype juiste temperatuur. Met de mond kan men vervolgens vele aroma's lokaliseren. Het eerste dat opvalt is uiteraard de temperatuur, dan de zuurgraad, de bitterheid en de zoetheid. Zout zal men nooit in een (normaal en onbedorven) bier aantreffen. Met name tarwebieren kunnen ietwat zurig smaken, gerstebieren met een hoog stamwortgehalte daarentegen moutig, dus zoetig. De bitterheid is afhankelijk van de hopgift. Pilsener bieren zijn typische hopbieren, de Dortmunders en de Bokbieren typische moutbieren. Bokbier.Bokbieren hebben een afwijkende kleur en smaak, als men uitgaat van een (goudblond) Pilsener bier. De meeste bokbieren hebben een koper- of robijnrode kleur. Door het hoger stamwortgehalte zal het zoeter smaken. Indien de brouwer echter veel donkere of gekaramelliseerde mout heeft gebruikt, kan het bier ook een ietwat scherpe smaak hebben. Zoals bij sterk gebrande koffie of bij bittere chocolade. Geef bij het proeven uw ogen en neus "de kost" en houd het bier even in de mond; door de stijging van de temperatuur komen allerlei interessante aroma's los. Ook de afdronk is bijzonder. Let wel dat een bokbier geen dorstlesser is! Nico van Dijk
Aan de redactie van 't Wort Wat , PINT en CBK (www.cbk.nl) Even een reactie op het "zeer interessante artikel" van Nico van Dijk in het blad van ’t Wort Wat. Dan het verhaal zelf: Er staat bij varianten: het oorspronkelijke Einbecker bier was een bovengistend, donkergekleurd tarwebier. Het zou kunnen, maar omdat tarwe moeilijker te vermouten is dan gerst (tarwe mist het beschermende kaf) denk ikzelf dat het een gerstemoutbier geweest is. Ook staat er "Sedert het eind van de vorige eeuw is het bokbier een ondergistend bier geworden". Dat klopt alleen als de "kleinere" brouwerijen genegeerd worden. Ergens anders staat: "De Nederlandse bokbieren moeten volgens de Bierverordening 1997 een stamwortgehalte (=moutsuikerextractgehalte in gewichtsprocenten) ....." In artikel 4 van de verordening staat het in de tabel correcter: extractgehalte van de stamwort. Bij het Brouwproces wordt vermeld: "het zetmeel in de graankorrel wordt tijdens het moutproces omgezet in oplosbare suikers". Volgens mij worden er tijdens het moutproces vooral enzymen gevormd, die tijdens het maischen o.a. de zetmeel omzetten. Verderop staat: "Door een relatief dikke maisch lang te laten koken....", dit duidt op een decoctieproces wat voornamelijk door de grote brouwerijen (CBK) wordt toegepast. Een storende (taal)fout is: "Veel brouwerijen bewaren op verafgelegen plaatsen (soms in andere werelddelen) hun gist om te voorkomen dat bij een infectie of ander bedrijfsongeval er altijd een identieke voorraad is". Bedoeld wordt om te zorgen ... In de vergelijking met wijn wordt gezegd:" De brouwers zijn echter ook elk jaar weer benieuwd en gespannen wat de natuur hen levert". Dat was vroeger zo, maar tegenwoordig krijgen de brouwers de mout op de door hen gewenste specificaties en zullen alleen de mouters nieuwsgierig zijn, om te zien hoe het moutproces zo gestuurd moet worden om aan de specificaties te kunnen voldoen. Onder het hoofdstuk proeven wordt gezegd dat men dat met drie organen doet. Ogen, neus en mond. Ik zou ook het oor willen noemen. Want als even verderop gesproken wordt over het "te snel verdwijnen van schuim", is dat met de ogen te zien, maar ook met het oor te horen. Dat wordt dan bij het keuren cola-achtig genoemd. Even verder wordt gesproken over het herkennen van kunstmatige kleuring van het bier, door het niet wit zijn van het schuim. Er wordt niet vermeld dat enkele (Nederlandse) brouwers kennelijk de prijs van de kleurstof (karamel) belangrijker vinden dan de nare bittere smaak die het veroorzaakt! Grolsch bokbier, Hertog Jan Bokbier, Albert Heijn bokbier (waarvan ik nog steeds de brouwer zoek). Kortom, een verhaal dat (zeker bij mij) een aantal haren overeind laat staan. Jammer dat het klakkeloos is overgenomen (althans dat denk ik). Met vriendelijke groeten, Hans Aikema van de Noord-Hollandse Bierkring "De Herrezen Pauw".
|
|
Terug naar overzicht |