Terug naar overzicht | |
De harsige ruuk van ut vloojekruid |
tww november 2007 |
door: Mans de Jong, beheerder van heemtuin Rucphen De eerste keer dat ik (Mans) kennismaakte met ut vloojekruid was het moment, waarop ik met mijn oudere broers mee mocht naar de Lokker. Gagel groeide toen nog gewoon langs vochtige paadjes aan de rand van de Lokker en in grote hoeveelheden in de Lokker en Kleine Lokker zelf. Mijn oudere broers noemde deze dwergstruik vloojekruid. Deze naam hadden ze van mijn vader. De mensen gebruikten het vloojekruid om luizen en vlooien uit hun bedstee te verjagen. Het was in een periode dat DDT en andere insectendodende middelen niet bestonden en je moest toch wat. Voor de grote ontginningen van gagel was Brabant het domein. Omdat Brabant zo rijk was gezegend met duizenden vennen, groeide langs deze vennen altijd gagel, dat groeit op zure, vochtige en enigszins voedselarme plekken. In de ondergrond bevindt zich leem, waarin meestal kwelwater opstijgt. In de zomer houdt gagel van wat drogere voetjes dan in de winterperiode. In de winter staan er soms wel tientallen centimeters water op zijn voetjes. Omdat er op zure groeiplaatsen weinig stikstof aanwezig is, kan gagel, met behulp van een bacterie die zich in knolletjes van zijn wortels bevindt, stikstof uit de lucht binden, zodat hij zich op zulke plekken kan handhaven. |
|
Terug naar overzicht |