Terug naar overzicht | |
Jan's Kruidenhoekje (9) |
tww december 2009 |
![]() |
|
Karwij of KummelKarwij – (Carum carvi) Familie Schermbloemen (Apiaceae of Umbelliferae) Botanische naam Carum carvi Verklaring van de naamDe oorsprong van de naam karwijzaad komt vanuit het Arabische al-karwiya, zaden. Sommigen nemen aan dat de naam afkomstig is vanuit de latijnse woorden cuminum en carvi c.q. Caria. De Griekse naam daarvan was kyminon
Botanische beschrijving
In het eerste jaar ontwikkelt zich alleen maar een bladrozet en in het tweede jaar een vierkante stengel, vertakt tot 60 cm De steel staat rechtop, is kaal, hol en gegroefd. Karwij heeft een penwortel, taps toelopend, als een pastinaak, hoewel veel kleiner en eetbaar Het gewas bedekt de grond goed. De bladeren zijn fijn, langwerpig-eirond, dubbel of drievoudig geveerd. Karwij bloeit in mei en juni. De bloemschermen zijn samengestelde schermen, die bestaan uit vijf tot zestien stralen, waarop groepjes kleine, wit tot roze, bloemen zitten. Aan de schermen zitten nul tot drie omwindselbladen en -blaadjes. De vrucht is een tweedelige splitvrucht1. Deze vruchten zijn eivormig, langwerpig, 3 tot 4 mm lang met smalle ribben. Bij het wrijven over de vruchten komt een aromatische geur vrij. De bloei wordt gevolgd door doosjes met twee gebogen, smalle zaden De zaadjes zijn 3-4 mm lang, ei- tot halvemaanvormig en hebben een prettig kruidig aroma, afkomstig uit vooral carvon en limoneen. Ook in Nederland wordt karwijzaad geproduceerd en, naar wordt beweerd, van erg hoge kwaliteit. Het overgrote deel van de productie wordt naar Duitsland en Oostenrijk geëxporteerd. De vruchten, het zaad, zijn bruinachtig. Dit wordt geoogst voor het rijpen, dus wanneer de korrels bruin beginnen te worden. Men snijdt de schermen af en doet ze in een mandje. De schermen worden in een luchtige droge ruimte op een zeil uitgelegd en gedroogd. Na het drogen worden de korrels van de schermen gestript en in goed gesloten bussen bewaard. Er wordt wel gezegd dat karwij een noordelijk kruid is en komijn een zuidelijk. Karwij is een goede voederplant en wordt druk bezocht door de bijen. BiotoopBodem: Zonnige plaatsen op vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke, kalkhoudende grond (zandige klei). Groeiplaatsen: Weilanden, uiterwaarden, bermen, dijken, bergweiden en ruderale plaatsen (terrein dat sterk aan menselijke invloed onderhevig is en een overmaat aan voedingsstoffen bevat (vooral stikstof) zonder dat het gebruikt wordt voor de economische productie. Voorbeelden van ruderale milieus zijn puinhopen, sterk betreden wegbermen, storten van steenpuin, industrieterreinen, enz.). Karwij kan in het gebergte tot op een hoogte van 2000 meter voorkomen. VerspreidingIn zijn wilde vorm (de echte karwij) komt de plant voor in Noord- en Midden-Europa, het Middellandse-Zeegebied en Azië. Rond de Middellandse Zee vindt men vaak de aldaar inheemse kranskarwij. In Nederland: plaatselijk vrij algemeen in het rivierengebied en aangrenzende gebieden. In Friesland en de Waddeneilanden bevinden zich belangrijke cultuurgebieden van de karwij. Elders komt de plant zeldzaam voor. Gecultiveerd in Noord-Amerika, Canada, Duitsland, India, Nederland, Egypte, Scandinavië, Polen, Hongarije en Rusland. TeeltKarwij is eenvoudig te kweken. Zaai het rijpe zaad buiten in het vroege najaar op een zonnige of halfbeschaduwde plaats. Iedere niet te schrale grond voldoet. Uitdunnen op 20 cm en onkruidvrij houden. Knip in juli-augustus, vlak voor het eerste zaad rijp is, de schermen af en leg ze voor de laatste fase van de rijping op een goed geventileerde plaats te drogen. Verwarring met komijnKarwij wordt vaak verward met komijn, deels vanwege de grote overeenkomst in smaak en uiterlijk, maar ook de namen vertonen in veel talen grote overeenkomst. Veel (online) woordenboeken vertalen de namen dan ook domweg verkeerd of beide als hetzelfde. In Nederland wordt karwijzaad ook wel 'wilde komijn' genoemd. Karwijzaad is licht gebogen, terwijl komijnzaden recht zijn. Door de overeenkomst in smaak (warm, kruidig, anijsachtig) zijn beide kruiden in gerechten desnoods wel als vervanger voor elkaar te gebruiken, maar de smaak van karwij is grofweg dubbel zo sterk als van komijn, en daarom moet karwij in ongeveer de halve hoeveelheden van komijn worden toegepast. Afgezien van de sterkte van de smaak, is karwij iets scherper, terwijl komijn wat bitterder is. Geschiedenis, sagen en volksverhalenDe karwij is het oudste ons bekende kruid. Meer dan vijfduizend jaar geleden werd de plant al gebruikt in de keuken, zoals blijkt uit opgravingen in en om paalwoningen. In het Bijbelboek Jesaja staat: wikke dors je niet met de dorswagen en je laat het wagenrad niet over de komijn gaan; wikke sla je uit met de staf en komijn met een stok. Zo blijkt dat de karwij ook in de tijd van het Oude Testament al werd verbouwd. Theophrast en Plinius beweerden dat de plant bijzonder goed gedijde wanneer men bij het uitzaaien vloekte en lasterde. Dit geloof is tegenwoordig deels behouden en geldt ook voor peterselie. Men dacht dat de plant een voor geesten onaangename plant was (wegens zijn geur?). Als een kind onrustig was (dus door een demon gekweld werd), dan zette men een pan met gekookte kummelzaad onder het bed; soms legde men ook kummelzakjes onder het hoofdkussen. De wortels van karwij planten werden aanbevolen om koude en lusteloze maag te stimuleren en verwarmen. Gecombineerd met melk werd er een brood van gemaakt, die de 'chara' van Julius Caesar vormde, welke werd gegeten door de soldaten van Valerius. Het eten van karwijkoekjes op witte donderdag, zou een heel jaar lang beschermen tegen vlooien. In het jaar 1200 noemt de Heilige Hildegard von Bingen de karwij als geneeskrachtig kruid, vooral gebruikt tegen darm- en maagkwalen. Als een der rookplanten verdreef de karwij, zo zegt het volksgeloof, alle mogelijke geesten; niet alleen de kwade, maar jammer genoeg ook de goede. Ze werd daartoe brandend en rookverspreidend op een schaal door huis en stal gedragen. Vroeger werd karwij gewaardeerd als middel tegen hekserij, omdat men geloofde dat iets dat karwij bevatte niet gestolen kon worden. Zo voerde men duiven met karwij om zeker te stellen dat zij terug zouden komen. Ook stopten vrouwen karwij in de broekzak van hun man, om te voorkomen dat zijn hart zou worden gestolen door een andere vrouw. In Engeland wordt karwij al sinds de 14e eeuw gebruikt in brood en cake. Volgens de een komt de naam van het Arabische al -karawya, volgens de ander uit het Latijn van cuminum en het Griekse kyminon. Tijdens de middeleeuwen werd karwij als geneeskrachtig kruid gebruikt en ook als rookkruid. Uit opgravingen is gebleken dat in de nadagen van de Steentijd mensen al karwij of wilde komijn gegeten hebben en dat de Egyptenaren het meegaven aan hun doden. In de Middeleeuwen werd het beschouwd als een magische plant, die bescherming bood tegen heksen, boze geesten, demonen en kwade machten. Ook werd het in minnedranken en afrodisiaca gemengd. Om deze redenen werd het eveneens door kippenvoer gemengd, om de kippen zo dicht mogelijk bij huis te houden. Engelse duivenmelkers schijnen dat nog steeds te doen. Karwij was in staat om minnaars op het rechte pad te houden. De geur van het kruid belette hen rond te kijken naar andere vrouwen. Medicinaal is het eveneens al sinds onze jaartelling in gebruik. De Shakespeare en Victoriaanse ConnectionTijdens Elizabethaanse periode werd karwij gebruikt als kruid en wordt het genoemd in Shakespeare's Henry IV deel II. Het werd later onpopulair, maar onderging weer een opleving tijdens de regeerperiode van koningin Victoria, toen alle Duitse dingen modieus werden. (Karwij wordt vaak gebruikt in zuurkool, worst, knoedels, en een aantal andere Duitse gerechten.) De bestrooiing van het zaad over cakes is lang beoefend, en karwij-zaad taart was vroeger een permanent gebruik op de feesten die door boeren voor hun arbeiders werd gegeven, aan het eind van het uitzaaien van de tarwe. Het kleine Karwij suikergoed bestond uit de zaden bedekt met witte suiker. In de volksgeneeskunde wordt karwij gebruikt tegen dyspepsie (indigestie), menstruatiekrampen, laryngitis (ontsteking van de bovenste luchtwegen), bronchitis en darmkoliek., Het verhoogt melksecretie, is bloedzuiverend, eetlustopwekkend, ontspannend en water- en gasafdrijvend. Kummel (karwijolie, brandewijn en suiker) werd in de kraamkamer gedronken om de weeën te verlichten. Ook bevorderde dit drankje het zog. Uitwendig kan een aftreksel van karwij in olijfolie of aardnotenolie gebruikt worden als wrijfmiddel bij ziekten van de ademhalingswegen en borstvlies-ontstekingen, evenals bij reuma en zwellingen en kneuzingen.
|
|
Terug naar overzicht |